Les 5 Cursus 5 Grammatica - het lijdend voorwerp

Cursus 5 Grammatica
les 5
Het lijdend voorwerp
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Cursus 5 Grammatica
les 5
Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

We beginnen bij het begin 
Persoonsvorm 

Hoe herken je de persoonsvorm in een zin? 
Tip! Er zijn drie manieren..

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm herkennen

1. Zin vragend maken
2. Zin veranderen van tijd 
3. Enkelvoud/meervoud veranderen 

Wat is de persoonsvorm? 
Tom en Jan zitten vooraan bij het bureau, dat vinden ze niet leuk 

Slide 3 - Diapositive

2. Het onderwerp
Hoe herken je het onderwerp in een zin? 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde? 

Slide 6 - Diapositive

Schrijf in je schrift
1. Ik ben afgelopen zondag in de Galgenwaard geweest. 
2. Er zijn veel leerlingen die hun laptop vergeten. 

onderwerp = 
persoonsvorm = 
werkwoordelijk gezegde = 

Slide 7 - Diapositive

Schrijf in je schrift
1. Mijn vriendinnen  

onderwerp = 
persoonsvorm = 
werkwoordelijk gezegde = 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wat weet je nog van de pv?

Slide 10 - Carte mentale

Wat weet je nog van de zinsdelen?

Slide 11 - Carte mentale

Wat weet je nog van de resten?

Slide 12 - Carte mentale

Wat weet je nog van het werkwoordelijk gezegde?

Slide 13 - Carte mentale

Wat weet je nog van het onderwerp?

Slide 14 - Carte mentale

Wat weet je al van het lijdend voorwerp?

Slide 15 - Carte mentale

Sluit je Chromebook

Slide 16 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp:
  • is een zinsdeel. 
  • 'overkomt iemand' of 'ondergaat ' iets.
  • geef je aan in de zin door het te onderstrepen.
  • vind je door te vragen: WIE/ WAT + WW GEZEGDE + ONDERWERP
Let op:
  • niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  • een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 17 - Diapositive

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 18 - Diapositive

Open je Chromebook

Slide 19 - Diapositive

Het lijdend voorwerp is altijd
A
actief (doet iets)
B
niet actief (doet niets)

Slide 20 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas C1th leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas 1d
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 21 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
uit een zin

Slide 22 - Quiz

Een lijdend voorwerp ...
A
... kan met een voorzetsel beginnen.
B
... begint nooit met een voorzetsel.

Slide 23 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag:

A
Wie/wat + wg?
B
Wie/wat + pv?
C
Wie/wat + onderwerp?
D
Wie /wat + wg + onderwerp?

Slide 24 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op Facebook.

Slide 25 - Question de remorquage

lijdend voorwerp
Klas 2kb
het huiswerk.
maakt
altijd

Slide 26 - Question de remorquage

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
een serie 

Slide 27 - Question de remorquage

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 28 - Question de remorquage

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een film

Slide 29 - Question de remorquage

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 30 - Question de remorquage

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 31 - Quiz

Lijdend voorwerp
Mag ik jouw rekenmachine lenen ?
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 32 - Quiz

Ze gaat naar de bioscoop met haar vriendin.
A
Ze
B
naar de bioscoop
C
met haar vriendin
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 33 - Quiz

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Heb je aan je ouders geschreven?
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp

Slide 34 - Question de remorquage

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je aan je ouders geschreven?
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp

Slide 35 - Question de remorquage

Jorrit
wil
vanavond
een pizza
bestellen.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Overig zinsdeel

Slide 36 - Question de remorquage

Wat is het lijdend voorwerp?
geboekt.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
een vakantie

Slide 37 - Question de remorquage