Les 10: laatste les voor het proefwerk

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

tl/havo-1 chapitre 1

Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je de volgende les ook nog kan helpen! Succes!

Je révise:
grammaire D

Dit grammatica-onderdeel gaat het over het lidwoord.

In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.

Om te kunnen zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is, kan je kijken naar het lidwoord.

Grammaire D:
de/het-groep

Grammaire D:
een-groep

Grammaire D:
meervoud

Om een zelfstandig naamwoord in het meervoud te zetten, moet je 2 stappen volgen.

Stap 1: zet het lidwoord in het meervoud.
le/la/l'   --> les
un/une   --> des

Stap 2: zet een -s achter het zelfstandig naamwoord. Deze -s spreken we niet uit :)!

Grammaire D:
betekenissen

De/het:   le/la/l’/les

Een: un/une

Geen betekenis: des!

Voorbeeld:
La fille: het meisje    Une fille: een meisje
Les filles: de meisjes Des filles: meisjes

Vul in: un of une
le prof --> ___ prof

Vul in: un of une
la famille --> ____ famille

Vul in: un of une
le numéro --> ___ numéro.

Vul in: un of une
la mère --> ___ mère

Je révise:
grammaire H

Dit grammatica-onderdeel bestaat uit 2 delen. Het gaat namelijk om het onregelmatige werkwoord avoir (hebben).

Maar voor ik jullie aan kan leren wat een vorm van een werkwoord is, wil ik jullie eerst aanleren welke persoonlijke voornaamwoorden er in het Frans zijn.

Neem daarom de volgende 2 slides goed over in je aantekeningenschrift!

Grammaire H:
persoonlijke voornaamwoorden

Enkelvoud
ik  --->  je
jij --->  tu
hij ---> il
zij ---> elle
men ---> on
Meervoud
wij --> nous
u, jullie --> vous
zij (mannelijk meervoud) --> ils
zij (vrouwelijk meervoud) --> elles

Grammaire H:
het werkwoord avoir

Het rijtje hieronder moet je kennen voor het SO en het proefwerk, het is een kwestie van stampen!

j'ai               --> ik heb

tu as            --> jij hebt

il/elle/on a    --> hij/zij/men heeft

nous avons    --> wij hebben

vous avez      --> u hebt/jullie hebben

ils/elles ont   --> zij hebben (meervoud)

Grammaire H:
praktische tip?

Wanneer je in de zin niet een persoonlijk voornaamwoord ziet staan, is het soms lastig om te weten welke vorm je invult..

Daarom: een tip!

Bij 1 naam: de il/elle/on-vorm

Bij le/la/l': de il/elle/on-vorm

Bij 2 namen: de ils/elles-vorm

Bij les/des: de ils/elles-vorm

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Vous _______ une grande maison?

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Nous_____ deux salles de bains.

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)

Opdracht 1: écouter (luistervaardigheid)
- Lees de zinnen door en luister naar het fragment. Kies steeds het juiste woord.

Opdracht 2: vocabulaire (woordenschat)
- In elke zin staan 2 woorden (in het Frans) schuingedrukt. Kies steeds het juiste woord.
- In elke zin wordt een Frans woord omschreven. Lees de beschrijving en kies steeds het juiste woord uit. De woorden die je moet gebruiken staan in de opdracht.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)

Opdracht 3: grammaire (grammatica)

- Vervang le/la door un/une. Kijk goed naar wat er al in de zin staat!

- Zet in het meervoud.

- Vul de juiste vorm in van het werkwoord 'avoir'

Opdracht 4: phrases clés (zinnen)

- Geef in het Frans antwoord op de vragen die worden gesteld.

Opdracht 5: lire (leesvaardigheid)

- Bij wie horen de stellingen? Schrijf de juiste naam/namen achter elke stelling.

- Vertaal de woorden van het Frans naar het Nederlands.

Zijn er nog vragen?

Dit is de laatste kans om ze te stellen!

Les devoirs

Komende les:
- Proefwerk chapitre 1

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (de lidwoorden)

- grammaire H (het werkwoord avoir)