Imparfait, klas 3DCQ

Bonjour!
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Imparfait
De verleden tijd zónder hulpwerkwoord. In het NL als 'ik ging, ik was, ik at, ik liep' etc.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Ik ken de regel voor het maken van de imparfait. 
  2. Ik ken de uitgangen van de imparfait.
  3. Ik kan het stappenplan toepassen om een imparfait te maken.
  4. Ik ken de uitzondering van het werkwoord être.
  5. Ik kan werkwoorden omzetten in vier verschillende tijden.
  6. Ik weet hoe ik de werkwoordstijden moet vertalen.

Slide 3 - Diapositive

Het maken van een 'imparfait' gaat volgens principe 'hakken/plakken'. Maar wel vanuit een ander startpunt!

Regel:



nous-vorm uit de présent  zónder -ons
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
Leer deze uit je hoofd!

Slide 4 - Diapositive

Waarom de nous-vorm? Vanwege afwijkende vormen bij sommige werkwoorden. Neem alleen al de groep -ir met langere nous-vorm.
Dus: nous-vorm -ons + uitgangen.
hij ging -> ging komt van gaan, gaan = aller -> nous-vorm = allons -> -ons = all -> hij = il all -> uitgang van il = ait. Dus:

hij ging = il allait

Slide 5 - Diapositive

Één uitzondering, slechts eentje
Het werkwoord être heeft geen nous-vorm waar je -ons vanaf kunt halen. Het is immers (nous) sommes. Dus deze krijgt een geheel eigen vorm (die je al heel vaak hebt gezien én gebruikt).

Slide 6 - Diapositive

Je hebt hem eerder gezien als c'était
Het werkwoord être gaat op de volgende manier:

Slide 7 - Diapositive

-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient
vous
il/elle/on
nous
Je
Tu
Ils/elles

Slide 8 - Question de remorquage

Zet de volgende werkwoorden in de imparfait. Pak je schrift.
1. regarder - tu       (jij keek)
2. choisir - vous     (jullie kozen)
3. vendre - ils         (zij verkochten)
4. faire - nous        (wij deden)
5. travailler - il       (hij werkte)
6. réfléchir - je      (ik dacht na)
7. être - elles         (zij waren)
8. attendre - tu     (jij wachtte)
9. vouloir - elle     (zij wilde/wou)

Slide 9 - Diapositive

Les réponses:
1. tu regardais
2. vous choisissiez
3. ils vendaient
4. nous faisions
5. il travaillait
6. je réfléchissais
7. elles étaient
8. tu attendais
9. elle voulait
Nous-vorm van de werkwoorden op -ir is langer, maar je mag er slechts -ons vanaf halen. Dus de -iss blíjft staan als onderdeel van de imparfait.

Slide 10 - Diapositive

Dan kun je nu ook omzetten van P -> PC -> FP -> I

1. Tu regardes - tu as regardé - tu vas regarder - tu regardais
Jij kijkt            jij hebt gekeken  jij gaat kijken     jij keek

2. vous choisissez - vous avez choisi - vous allez choisir - vous choisissiez

3. ...

4 ...

Slide 11 - Diapositive

Werkwoorden op -ger zijn een subgroep in de -er. De nous-vorm wijkt als enige af.

Manger -> nous mangeons -> -ons -> je mangeais (etc)
Voyager -> nous voyageons -> -ons -> tu voyageais (etc)

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Slide 14 - Lien

Slide 15 - Lien

Slide 16 - Lien

Leerdoelen
  1. Ik ken de regel voor het maken van de imparfait. 
  2. Ik ken de uitgangen van de imparfait.
  3. Ik kan het stappenplan toepassen om een imparfait te maken.
  4. Ik ken de uitzondering van het werkwoord être.
  5. Ik kan werkwoorden omzetten in vier verschillende tijden.
  6. Ik weet hoe ik de werkwoordstijden moet vertalen.

Slide 17 - Diapositive