Vwo2 Les Verbes Quizzzzz

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

VWO 2 Les verbes Quizzzz

Stanislascollege 

Welke groepen regelmatige
werkwoorden zijn er?

1. ww op -en, -er, -ri
2. ww op -er, -ri, -ir
3. ww op -er, -re, -ir
4. ww op -er, -en, -ri

-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
dit zijn uitgangen van

1. De présent van ww op -ir
2. De présent van ww op -er
3. De présent van ww op -re
4. De présent van ww op -en

-is, -is, -it , -issons, -issez, -issent
dit zijn uitgangen van

1. De présent van ww op -ir
2. De présent van ww op -er
3. De présent van ww op -re
4. De présent van ww op -en

Dit was de opwarmer......

We gaan het een klein beetje moeilijker maken!!!

De Imparfait noemen we in het Nederlands

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Voltooid tegenwoordige tijd
3. Onvoltooid verleden tijd
4. Voltooid verleden tijd

Kies de juiste uitgangen van de "imparfait"

1. -e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
2. -s, -s, -t , -ssons, -ssez, -ssent
3. -s, -s, - , -ons, -ez, -ent
4. -ais, ais, -ait -ions, -iez, -aient

Waar vinden we de stam van een werkwoord om een imparfait te maken?

1. De laatste twee letters er afhalen
2. Dat ligt er aan of het ww regelmatig is
3. -ons van de Nous-vorm afhalen in de présent
4. Franse werkwoorden hebben geen stam

De vertaling van
'Ik praatte'
is

1. je parle
2. j'ai parlé
3. je parlais
4. je parler

De vertaling van
'Zij verkochten'
is

1. Ils vendent
2. Ils vendaient
3. Ils ont vendu
4. Ils vendraient

De vertaling van
'Wij eindigden'
is

1. Nous finirons
2. Nous finissons
3. Nous finions
4. Nous finissions

Gaat het nog een beetje????

We gaan verder met de passé composé.....

Een Passé Composé
heet in het Nederlands

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Voltooid tegenwoordige tijd
3. Onvoltooid verleden tijd
4. Voltooid verleden tijd

Het hulpwerkwoord om een
Passé Composé te maken is

1. Altijd 'être'
2. Altijd 'avoir'
3. Meestal 'être', soms 'avoir'
4. Meestal 'avoir', soms 'être'

De werkwoorden die vervoegd worden met 'être' vinden we

1. In de 'kamer van être'
2. In het rijtje van 'être'
3. In het 'huis van être'
4. In hetzelfde rijtje als 'avoir'

Welke zin is goed?

1. Il a parlé
2. Il est parlé
3. Il a parlée
4. Il est parlé

Welke zin is goed?

1. Nous sommes entré
2. Nous avons entrés
3. Nous sommes entrés
4. Nous avons entré

Welke zin is goed?

1. Elles ont données
2. Elles ont donné
3. Elles sont données
4. Elles sont donné

Welke zin is fout?

1. Je suis partie
2. Nous avons donnés
3. Ils ont parlé
4. Ils sont allés

Welke zin is fout?

1. Jean et Marie sont allées
2. Pierre et Jean sont partis
3. Sophie et Marie sont arrivées
4. Jacqueline est rentrée

Alles onder controle? 

Dan gaan we verder met de onregelmatige werkwoorden!

wij zien=

u heeft gezien=

zij zien (vrl meerv)=

sortir= uitgaan
hij is uitgegaan=

(partir= vertrekken)
zij is vertrokken=

wakker worden

opstaan

tanden poetsen

zich scheren

zich opmaken

zich uitkleden

naar bed gaan

uitrusten

Se réveiller

se lever

se brosser les dents

se raser

se maquiller

se déshabiller

se coucher

se reposer

se lever=opstaan
Ik ben opgestaan

se laver=zich wassen
zij heeft zich gewassen

se réveiller=wakker worden
jij wordt wakker=

 les verbes en -re

Le présent et le passé composé des verbes:

répondre                    perdre

entendre                    vendre

rendre                         attendre 

De présent. Vul het goede antwoord in:
Nous (attendre) le médecin.

De présent. Vul het goede antwoord in:
Je (vendre) beaucoup de vêtements.

De présent. Vul het goede antwoord in:
Mon frère (perdre) nos bagages.

De présent. Vul het goede antwoord in:
Vous ne (entendre) pas ce que le prof a dit.

De présent. Vul het goede antwoord in:
Est-ce que tu (répondre) à ta mère?

Passé composé
Tu (vendre)

1. a vendu
2. as vendru
3. as vendu
4. a vendré

Passé composé
vous (répondre)

1. êtes répondu
2. avez répondu
3. avez répondus
4. avez répondré

Passé composé
Ils (entendre)

1. sont entendrus
2. sont entendus
3. ont entendu
4. avons entendu

Passé composé
Nous (perdre)

1. avons perdu
2. avons perdus
3. sommes perdus
4. sommes perdu

Passé composé
Elle (attendre)

1. est attendu
2. a attendue
3. a attendru
4. a attendu