PROEFTOETS Woorden H 1 en 2

PROEFTOETS WGS H 1 en 2
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

PROEFTOETS WGS H 1 en 2

Slide 1 - Diapositive

TOETS Woordenschat  H1 EN h 2

Slide 2 - Diapositive

Woorden
Hoofdstuk 1 en 2
Kennen: 
De beroepsbeoefenaar - een plan B hebben  - de inspiratie - de intelligentie - de ontwikkeling -
aanbevelingen doen - afnemen - analyseren -benadrukken - de bewering - het bewijs leveren - onderbouwing

Slide 3 - Diapositive

                            20 nieuwe woorden
aanzienlijk, de afwisseling, de inspiratie, de ontwikkeling, de promotie, de sector,beamen,de beroepsbeoefenaar
door de bomen het bos niet meer zien
een plan B hebben, het in je eentje redden
in loondienst zijn, de inspiratie, de intelligentie
kampen met, de ondernemer, de ontwikkeling, de passie, de praktijkervaring, de promotie, de sector, de vaardigheid, de werknemer, zich iets realiseren.
 

Slide 4 - Diapositive

Aanzienlijk = groot en belangrijk, enorm
Een aanzienlijk aantal mensen heeft geen
werk

Promotie = de situatie als je een hogere functie krijgt.
Als je goed je best doet in je werk, kun je promotie krijgen.

inspriratie = een helder idee krijgen. De rapper kreeg veel inspiratie van het geweldige optreden.

Slide 5 - Diapositive

de beroepsbeoefenaar
iemand die een bepaald beroep heeft

Die beroepsbeoefenaar heeft de juiste diploma's voor dit werk. 

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent het woord "bewering"?

De bewering dat veel kleine kledingzaken failliet gaan, is waar.

Slide 7 - Diapositive

een plan B hebben
een andere mogelijkheid hebben

Maak een zin met deze uitdrukking: een plan B hebben.

Slide 8 - Diapositive

H 2.5
Leenwoorden zijn in onze taal terecht gekomen, omdat er op dat moment nog geen Nederlands woord voor dat voorwerp was. Het was misschien ook wel moeilijk om er “even” een nieuw woord voor te bedenken.

Denk maar aan buitenlandse gerechten, zoals ‘sushi’ en ‘pizza’. Of computertermen, zoals ‘back-up’ of ‘e-mail’.


Slide 9 - Diapositive

Lees de onderstaande tekst.

Noteer de betekenis van de vier  woorden/uitdrukkingen in de tekst. (2 pt.)
Een journalist die over een bepaald onderwerp een artikel wil  publiceren, moet dat onderwerp tot op de bodem uitzoeken. Hij zou ook een proefversie van het artikel kunnen voorleggen aan een expert, zodat die fouten kan corrigeren.



Slide 10 - Diapositive

Bewering
Maak een goede zin met het woord ‘bewering’. 

Let op: uit de zin moet duidelijk blijken dat je weet wat dit woord betekent. Je mag niet alleen de betekenis opschrijven. (1 pt.)

Slide 11 - Diapositive

de inspiratie
de ingeving, het idee

De rapper kreeg veel inspiratie van het geslaagde optreden.

Slide 12 - Diapositive

de intelligentie
het vermogen om iets snel te begrijpen

Mijn beste vriend haalt heel vaak hoge cijfers. Hij heeft een hoge intelligentie

Slide 13 - Diapositive

 ontwikkeling 
Het verloop, de vooruitgang
Iemand verandert.
 

Slide 14 - Diapositive

                                        Vaste voorzetsels
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
slagen voor een examen, bijdragen aan het resultaat.

Er zijn ook uitdrukkingen met een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
ergens spijt van hebben, akkoord gaan met het voorstel.
De vaste voorzetsels kun je vinden in een woordenboek. Kijk dan bij het werkwoord of bij
het belangrijkste woord in de uitdrukking.




Slide 15 - Diapositive

Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord zich verbazen ....?
A
over
B
in
C
met
D
naar

Slide 16 - Quiz

Vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat, of als je het voorzetsle verandert.

Bijvoorbeeld:
LACHEN NAAR 
betekent iets heel anders dan 
LACHEN OM

Slide 17 - Diapositive