H3.1 Armoede 19e eeuw

Opdrachten 1 t/m 5
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Opdrachten 1 t/m 5

Slide 1 - Diapositive

Opdracht 1
Onderstreep in de leertekst zes groepen mensen die in de 19e eeuw vaak in armoede leefden.
  • Landarbeiders
  • Ambachtsman
  • Arbeiders
  • Zieken, gehandicapten en ouderen.

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 2a
Welke gevolgen had de industrialisatie voor het platteland? Noem twee gevolgen.
  1. Ambachtslieden in dorpen raakten hun klanten kwijt, omdat mensen liever goedkope producten uit fabrieken kochten.
  2. Veel mensen trokken weg van het platteland.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 2b
Waarom hadden arbeiders het in de stad vaak nog slechter dan op het platteland? Noem twee redenen.
  1. De werkomstandigheden waren gevaarlijker. 
  2. De hygiëne was slechter. 
  3. Voedsel was slechter en eenzijdiger.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 3
Noem drie oorzaken waarom ziekten in steden veel slachtoffers maakten.
  1. Mensen leefden dicht op elkaar, waardoor ziekten zich snel konden
  2. verspreiden. 
  3. Er waren geen ziekenhuizen. Men had geen geld voor dokters.
  4.  Mensen leefden in slechte hygiënische omstandigheden, zonder riool en zonder schoon drinkwater. 
  5. Mensen hadden een slechte gezondheid, want ze aten slecht en werkten hard.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 4a
Gebruik bron 2.
Zijn deze uitgaven van een arbeidersgezin? Leg je antwoord uit.
  • De uitgaven zijn niet van een arbeidersgezin. De vader is een metselaar, een ambachtsman.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 4b
Het gezin gaf geen geld uit aan school. Wat is hiervan waarschijnlijk de oorzaak?
A De kinderen werkten en gingen dus niet naar school.
B De regering betaalde voor de school.
C Het gezin had geen kinderen.
D Kinderen uit de lagere klassen mochten niet naar school.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 5a
Leg uit hoe je, zonder het bronbijschrift, kunt zien dat dit een fabriek is.
  • Er werken veel arbeiders tegelijk, allemaal aan dezelfde taak. Dit past bij een fabriek, waar producten snel en goedkoop worden gemaakt.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 5b
Leef je in in de arbeiders op de foto. 
Met welke werkomstandigheden op de foto zou jij niet blij zijn? Bijvoorbeeld: 
  • Zij werken met heel veel mensen in een ruimte. 
  • Zij doen eentonig werk.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

H3.1 | Armoede in de 19e eeuw

lees:
blz. 100 t/m 102
Maken:
opdrachten 6 t/m 13

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Opdracht 6a
De drie politieke stromingen van de 19e eeuw waren gebaseerd op verschillende waarden.
Hieronder staan drie waarden. Noem bij elke waarde de juiste politieke stroming.
Gelijkheid: socialisten
Geloof: confessionelen
Vrijheid: liberalen

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 6b
Welke uitspraak past bij welke stroming? Let
op: sommige uitspraken passen bij meerdere
stromingen.

Slide 14 - Diapositive

Opdracht 7a
De drie politieke stromingen van de 19e eeuw waren gebaseerd op verschillende waarden.
Hieronder staan drie waarden. Noem bij elke waarde de juiste politieke stroming.
Gelijkheid: socialisten
Geloof: confessionelen
Vrijheid: liberalen

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 7b
Waarom zaten er bijna geen socialisten in het parlement?
  • Alleen rijke burgers hadden stemrecht. Zij stemden meestal niet op socialisten, omdat zij het niet nodig vonden om armen te helpen.

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 8a
Leg uit dat de Armenwet een voorbeeld is van een sociale wet.
  • Volgens de Armenwet konden armen die nergens anders hulp kregen, geld krijgen van de regering. Het is dus een wet die armoede bestrijdt en daarom een sociale wet.

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 8b
Waarom passen sociale wetten niet bij de ideeën van de liberalen? Twee antwoorden zijn goed.
A Door sociale wetten zou het bestuur zich te veel met de economie bemoeien.
B Door sociale wetten zouden mensen minder afhankelijk worden van de kerk.
C Door sociale wetten zouden ondernemers minder vrijheid hebben.
D Liberalen vonden het belangrijk dat er een groot verschil tussen arm en rijk was.
□ E Liberalen vonden het belangrijk om zoveel
mogelijk geld te besparen.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 8b
Waarom passen sociale wetten niet bij de ideeën van de liberalen? Twee antwoorden zijn goed.
A Door sociale wetten zou het bestuur zich te veel met de economie bemoeien.
B Door sociale wetten zouden mensen minder afhankelijk worden van de kerk.
C Door sociale wetten zouden ondernemers minder vrijheid hebben.
D Liberalen vonden het belangrijk dat er een groot verschil tussen arm en rijk was.
□ E Liberalen vonden het belangrijk om zoveel mogelijk geld te besparen.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 8c
Leg uit waarom liberalen toch voor invoering van de Armenwet waren.
  • Liberalen kregen steun van rijken en ondernemers. Zij waren bang dat té veel armoede zou leiden tot rellen en diefstal.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 9a
Welk begrip uit de leertekst past bij deze bron?
Leg je antwoord uit.
  • De bron is een voorbeeld van liefdadigheid. De kerk helpt mensen die onvoldoende voor zichzelf kunnen zorgen.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 9b
Welke politieke stroming zou vooral tevreden zijn met de aanpak in deze bron? Leg je antwoord uit.
  • De confessionelen. Zij vonden dat de regering niet voor armen hoefde te zorgen, omdat de kerk dat al deed. Deze bron laat daarvan een voorbeeld zien.

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 9c
De socialisten wilden de situatie in bron 3 oplossen met sociale wetten. Met welke sociale wet zou dat bijvoorbeeld kunnen?
A Met het invoeren van een minimumloon.
B Met het invoeren van veiligheidsvoorschriften voor fabrieken.
C Met het verbod op kinderarbeid.
D Met het verbod op werken op zondag.
  • A Met het invoeren van een minimumloon.

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 10
Hoe veranderde de positie van arbeiders in de 19e eeuw? Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Als arbeiders klagen over hun werk, worden ze meteen ontslagen.
B Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden om samen sterk te staan.
C Dankzij het algemeen kiesrecht krijgen arbeiders stemrecht.
D De regering neemt veel nieuwe maatregelen om het leven van arbeiders te verbeteren.
De juiste volgorde is: A, B, D, C.

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 11a
Rond 1900 werden steeds meer problemen aangepakt. Zet achter elke aanpak de juiste groep. Kies uit: arbeiders • gemeenten • regering •
vakbonden.
– Demonstreren voor kiesrecht: arbeiders
– Stakingen organiseren: vakbonden
– Waterleidingen aanleggen: gemeenten
– Wetten invoeren: regering

Slide 25 - Diapositive

Opdracht 11b
Om welke twee redenen ging de regering rond 1900 de armen wél helpen?
A Arbeiders voerden steeds meer acties om aandacht te vragen voor hun problemen.
B Confessionelen wilden de steun van arbeiders houden.
C De socialisten kwamen aan de macht in de regering.
D Fabrieksbazen wilden niet meer voor de uitkeringen van arbeiders betalen.
E Het ging economisch goed, dus er kwam veel belastinggeld binnen.

Antwoorden:
  • A en B

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 11c
Socialisten waren voorstanders van de invoer van algemeen kiesrecht. Bedenk waarom.
  • Socialisten kwamen op voor arbeiders. Als de arbeiders zouden mogen stemmen (algemeen kiesrecht) zouden de socialisten meer macht krijgen en voor sociale wetten kunnen zorgen.

Slide 27 - Diapositive

Opdracht 12a
De verbeterde hygiëne was een oplossing voor 
  • de slechte gezondheid van de arbeiders.
De ..[1].. was een oplossing voor 
  • 1 = leerplichtwet; ...de uitbuiting van kinderen door
fabrieksbazen.
1/2

Slide 28 - Diapositive

Opdracht 12a
De ..[2].. was een oplossing
  • 2 =  Ongevallenwet; voor armoede door een fabrieksongeval.
De ..[3].. was een oplossing
  • 3 = Woningwet; voor de slechte woonomstandigheden.
2/2

Slide 29 - Diapositive

Opdracht 12b
Het Kinderwetje van Van Houten maakte geen einde aan kinderarbeid. De Leerplichtwet deed dat wel. Noem twee redenen waarom dit bij de Leerplichtwet wél lukte.

  1. De Leerplichtwet gold voor alle kinderen. Het Kinderwetje van Van Houten gold alleen voor werk in fabrieken. 
  2. De Leerplichtwet werd goed gecontroleerd, het Kinderwetje van Van Houten niet.

Slide 30 - Diapositive

Opdracht 13a
In het midden van het spandoek zie je een zinkende boot. Welke twee gevolgen daarvan zie je links en rechts op het spandoek?
  1. Een zeeman kan niet meer werken en moet bedelen (links).
  2. Een vrouw en kind treuren om een overleden man / vader (rechts).

Slide 31 - Diapositive

Opdracht 13b
Leg uit wat deze zeelieden met hun demonstratie wilden bereiken.
  • Ze wilden opgenomen worden in de Ongevallenwet, zodat zij (of hun families) een uitkering zouden krijgen na een ongeval.

Slide 32 - Diapositive

Opdracht 13c
Van wie eisten de zeelieden dit?
A Van de fabrieksbazen.
B Van de regering.
C Van de vakbond.
  • B Van de regering.

Slide 33 - Diapositive

Huiswerk
H3.2 | De crisis van de jaren 1930
Lees blz. 104
Maken: opdrachten 1 t/m 4

H3.2 | De crisis van de jaren 1930
Lees blz. 106
Maken: opdrachten 5 t/m 8

Slide 34 - Diapositive