2ha Lezen H3 deel 2 (maandag 5 december)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

WELKOM 2HA

• Neem plaats volgens de vernieuwde plattegrond.
• Pak alvast je boek
  (blz. 76-77) en schrift.

1. De planning voor de laatste week tot aan de toetsweek doornemen.

2. Het huiswerk bespreken.

3. De opdrachten van Lezen H3 afmaken (opdr. 3 + 4).

Wat gaan we vandaag doen?

• Je kunt doel-middel, vergelijkende en samenvattende verbanden in een tekst herkennen door de bijbehorende signaalwoorden. 
  
• Je weet het verschil tussen een concluderend en een samenvattend verband.

Lesdoelen

Waar gaat het volgende proefwerk over?

Planning tot aan
de toestweek

Deze les: 

Uitleg Lezen H3 herhalen.
Werken aan opdracht 4.

Het huiswerk nakijken.
Gezamenlijk afronden met een aantal vragen.

Maandag 5 december	Lezen H3 afronden. Opdracht 3 en 4 maken
Woensdag 7 december	30 minuten rooster. Oefentoets Lezen H1 t/m H3
Donderdag 8 december	Oefentoets bespreken en vragen over de toetsweek

Deze week

De belangrijkste informatie in een tekst noemen we hoofdzaken. Wat minder belangrijk is, zijn de bijzaken. 

De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding of het slot van een tekst.

Lezen H1

hoofd- en bijzaken

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin. Deze staat meestal in de eerste of laatste zin van een alinea. 

De kernzin is ook weleens de tweede zin. Dit gebeurt vooral als de eerste zin in verband staat met de vorige alinea. 

''Als jij een tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een schema zetten of een samenvatting maken.''

Lezen H1

hoofd- en bijzaken

Een schema van
een tekst maken

• Lees de tekst goed door.
  1. Onderstreep de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen (inleiding en slot) en kijk naar opvallend gedrukte woorden.
  2. Noteer de belangrijkste informatie uit de tekst. Gebruik nummers (1, 2, 3), dots of streepjes. 

Een samenvatting van
een tekst maken

• Lees de tekst goed door.
  1. Onderstreep de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen (inleiding en slot) en kijk naar opvallend gedrukte woorden.
  2. Neem de kernzinnen en andere hoofdzaken over. Maak er een samenhangende tekst van en gebruik signaalwoorden. 

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Deze samenhang noemen we het tekstverband.

Je kent al het chronologisch verband, opsommend verband, tegenstellend verband en toelichtend verband.

In dit hoofdstuk leer je drie tekstverbanden: het concluderend verband, het redengevend verband en het oorzakelijk verband.

Lezen H2

tekstverbanden en signaalwoorden (1)

___________________________________________________

Lezen H2

tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Tekstverband	Signaalwoorden
Concluderend verband	dus, daarom, dat houdt in, kortom, al met al
Redengevend verband	omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
Oorzakelijk verband	doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

1. "Ik heb mijn autotheorie weer niet gehaald, omdat ik er te weinig voor geleerd had." Redengevend verband

2. ''Dit jaar wil ik op vakantie naar Australië en dat kost nogal wat. Ik moet dus flink gaan sparen om deze reis te kunnen betalen.''

Concluderend verband

3. Doordat ik ben aangereden, lig ik nu in het ziekenhuis.

Oorzakelijk verband

Voorbeelden

van tekstverbanden en signaalwoorden

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Deze samenhang noemen we het tekstverband.

In Lezen H2 zagen we het concluderend verband. het redengevend verband en het oorzakelijk verband. 

In Lezen H3 leer je drie tekstverbanden: het doel-middelverband, het vergelijkend verband en het samenvattend verband.

Lezen H3

tekstverbanden en signaalwoorden (2)

___________________________________________________

Lezen H3

tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Tekstverband	Signaalwoorden
Doel-middelverband	opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van
Vergelijkend verband	in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, (groter) dan
Samenvattend verband	Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

1. " "Om de halve finale te bereiken zal Nederland van Argentinië moeten winnen." Doel-middelverband

2. ''Voorbeeld: "Vergeleken met vorig jaar zijn de temperaturen in de Alpen nu een stuk hoger.''

Vergelijkend verband

3. Kortom, alle feestdagen en activiteiten zorgen ervoor dat december een enorm drukke maand is. Samenvattend verband

Voorbeelden

van tekstverbanden en signaalwoorden

Aan de slag

Lezen H3: Opdracht 4

Als je klaar bent: Opdracht 1
en 2 nakijken

Bespreken

Opdracht 1 & 2 (blz. 76-79)

Met welke manier van lezen vind je ook alweer het onderwerp van een tekst?

1. Precies lezen
2. Oriënterend lezen
3. Nauwkeurig lezen
4. Begrijpend lezen

Op welke vraag geef je antwoord als je het onderwerp van een tekst moet bepalen?

1. Waar gaat de tekst over?
2. Hoe veel woorden staan in de tekst?
3. Wat is de belangrijkste zin van de tekst?
4. Hoe veel woorden staan in de tekst?

Wat is de hoofgedachte van een tekst?

1. Waar de tekst over gaat.
2. De laatste zin van de tekst.
3. Het belangrijkste van de tekst in één zin.
4. Wat voor soort tekst het is.

Inleiding

Middenstuk

Slot

Dit tekstdeel is het grootste deel van een tekst.

In dit deel van de tekst wordt de lezer nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst.

Dit is het laatste tekstdeel van een tekst.

In dit deel van de tekst wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat.

In dit tekstdeel vind je bijvoorbeeld een conclusie of een korte samenvatting. 

Dit tekstdeel is vaak verdeeld in deelonderwerpen (bijzaken). 

''Ik heb het vermoeden dat er iemand in de problemen zit. Ik zal dus moeten gaan helpen.''

1. Concluderend verband
2. Redengevend verband
3. Oorzakelijk verband

Mijn broer is drie jaar ouder dan ik.

Wat is het tekstverband en aan welk signaalwoord zie je dat?

"Nederland staat in de kwartfinale, omdat ze van Amerika hebben gewonnen."

1. Concluderend verband
2. Redengevend verband
3. Oorzakelijk verband

''Dit jaar wil ik op vakantie naar Australië en dat kost nogal wat. Ik moet dus flink gaan sparen om deze reis te kunnen betalen.''

1. Concluderend verband
2. Redengevend verband
3. Oorzakelijk verband

Om de halve finale te bereiken zal Nederland van Agentinië moeten winnen.

Wat is het tekstverband en aan welk signaalwoord zie je dat?

"Dankzij mijn projecten zie ik de stad op nieuwe manieren.''

1. Concluderend verband
2. Redengevend verband
3. Oorzakelijk verband

Al met al was het een leuke eerste werkdag.

Wat is het tekstverband en aan welk signaalwoord zie je dat?

"Ik open het raam, want het is hier veel te warm."

1. Concluderend verband
2. Redengevend verband
3. Oorzakelijk verband

• Je kunt doel-middel, vergelijkende en samenvattende verbanden in een tekst herkennen door de bijbehorende signaalwoorden.
• Je weet het verschil tussen een concluderend en een samenvattend verband.

Lesdoelen