Pretérito Indefinido

Les 3; el pretérito indefinido
   STARTKLAAR STAP PER STAP

  1 -Op je plek zitten
 2 -Telefoon in het Zakkie
            3 -Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
      4 -Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Les 3; el pretérito indefinido
   STARTKLAAR STAP PER STAP

  1 -Op je plek zitten
 2 -Telefoon in het Zakkie
            3 -Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
      4 -Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui

Slide 1 - Diapositive

LUNES
MARTES
MIÉRCOLES
JUEVES
VIERNES 
SÁBADO
DOMINGO

Slide 2 - Diapositive

¿Cómo se forma el pretérito perfecto?
A
verbo en pasado
B
verbo en futuro
C
verbo en presente
D
haber + participio

Slide 3 - Quiz

¿Cuál es la forma correcta de 'hablar' en pretérito perfecto?
A
hablé
B
he hablado
C
hablaré
D
hablaba

Slide 4 - Quiz

LEERDOELEN GRAMMATICA
UNIDAD 3

  • Pretérito Perfecto
  • Pretérito Indefinido
  • Se impersonal
  • Pretérito Imperfecto

Slide 5 - Diapositive

Kijk en Luister Opdracht
Kijk en luister aandachtig naar de volgende video.

 1. Wat wil de vader weten? 
2. Noteer of je een van de activiteiten begrijpt die de dochter gisteravond deed. 
3. Hoe laat kwam ze thuis?

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Sleep de zinnen naar het juiste vervoegen v/d pretérito indefinido 
comiste
nació
vivieron
comí
estudió
vivió
estudiaron
nacieron
Yo...............................(comer) patatas con carne.
Julia.................................(estudiar) para el examen de física.
Anne.........................(vivir) en Holanda
¿Luuk ...........................(comer-tú) pizza en la cena?
Melissa y Shanne.........................(nacer) en Holanda
Ellas..........................(estudiar) estañol  con sus amigas.
Saraya  y Ashley........................(vivir) en Holanda
Tomy.........................(nacer) el 10 de noviembre.

Slide 9 - Question de remorquage


Lees de tekst en vind de werkwoorden in de pretérito indefinido in de 1e en 2e  alinea. Schrijf ze op in je schrift.

Slide 10 - Diapositive

Wat is de verleden tijd van 'ir' voor él?
A
iba
B
fue
C
iré
D
va

Slide 11 - Quiz

Welke uitdrukking gebruik je voor verleden tijd?
A
Siempre
B
Mañana
C
Hoy
D
Ayer

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van 'hablar' in de yo-vorm?
A
hablamos
B
hablas
C
hablo
D
hablé

Slide 13 - Quiz

Vandaag we hebben geleerd:
Wat komt in de 2e periode
De Pretérito Indefinido

Hasta la próxima clase.

Slide 14 - Diapositive

Waroom Spaans?
1. Veel mensen spreken het: Spaans is de op één na meest gesproken taal ter wereld, met meer dan 460 miljoen mensen die het als moedertaal spreken. Het is de officiële taal in 20 landen, zoals Spanje en veel landen in Latijns-Amerika.
2. Communicatie tussen landen: Omdat zoveel mensen Spaans spreken, is het een makkelijke manier om te communiceren met mensen uit verschillende landen en culturen.
3. Zakelijke kansen: Spaans wordt gesproken in veel landen die economisch belangrijk zijn, zoals Mexico en Argentinië. Dit betekent dat bedrijven vaak Spaans nodig hebben om zaken te doen in deze landen.
4. Cultuur: Spaanse muziek, films, boeken en kunst hebben een grote invloed over de hele wereld. Door Spaans te leren, kun je meer begrijpen van deze rijke cultuur.
5.Internationale politiek: Spaans is een van de officiële talen van de Verenigde Naties, dus het is belangrijk voor diplomatie en wereldpolitiek.
6. Reizen: Veel populaire vakantiebestemmingen zijn Spaanssprekende landen. Als je Spaans spreekt, kun je makkelijker reizen en communiceren met de mensen daar.
7. Toekomstige kansen: Het spreken van Spaans kan je helpen in de toekomst, bijvoorbeeld bij het vinden van een baan in verschillende vakgebieden zoals internationaal werk, gezondheidszorg of toerisme.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Pretérito Indefinido

Slide 17 - Diapositive