Telefoonhouder

Telefoonhouder
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
TechniekPraktijkonderwijsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 320 min

Éléments de cette leçon

Telefoonhouder

Slide 1 - Diapositive


Welke vier dingen heb je nodig voor het maken van een werktekening?
A
Gum
B
Potlood
C
Pen
D
Tekendriehoek

Slide 2 - Quiz


Je wilt verticale lijnen tekenen. Wat ga je doen?
A
Leg de tekenlineaal verticaal
B
Leg de tekendriehoek op de tekenliniaal
C
Meet twee punten uit en trek een lijn met een lineaal
D
Geodriehoek

Slide 3 - Quiz


Wat is volgens jou het tekenbord dat we nodig hebben
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

Je gaat nu de tekening van je eigen mobielhouder maken.
  • Pak je tekenbord, tekenspullen en tekenpapier.

  • Meet de lengte, breedte en dikte van je mobiel op. 

Slide 5 - Diapositive

Teken de hieronder afgebeelde mobielhouder na op het tekenbord. 
Maar dan wel met de maten van jouw mobiel!

Slide 6 - Diapositive

  • Leg je werkstuk in het houten boormal!
  • Boor eerst een klein gat met een 6 mm boor.
  • Boor heel voorzichtig met de gatenboor een gat van 40 mm.
  • Werk het gat af met een vijl en watervast schuurpapier.
  • Zaag de vorm met de elektrische figuurzaag of met een handfiguurzaag.

Slide 7 - Diapositive

  • Teken de buiglijnen met pen of watervaste stift op de zijkant van je werkstuk.
  • Haal de beschermfolie van je werkstuk.
  • Leg je werkstuk met de buiglijn boven de gloeidraad. Voel regelmatig of het kunststof al zacht wordt.
  • Buig het opstaande randje in een hoek van 90°.
  • Buig het werkstuk in vorm.

Slide 8 - Diapositive

  • Knip een stoffenplaatje op de maat 80 x 50 mm af.

  • Als je werkstuk klaar is kun je het stoffen plaatje in je houder plakken.

Slide 9 - Diapositive

Laat de tekening controleren door je docent 

Slide 10 - Diapositive

Syllabus criteria
1.1.00ABCD: Je herkent de werkwijze en het gebruik van hulpmiddelenen materialen om tot de oplossing van een technisch probleem te komen. zie 1.1.1; Dit geld voor het maken van alle opdrachten
2.1.00ABCD: Je benoemt de correcte benaming van bepaalde traditionele en nieuwe materialen, gereedschappen en bewerkingen. zie 2.1.1; Dit geld voor het maken van alle opdrachten
2.2.00A: Je benoemt de correcte benaming van bepaalde traditionele en nieuwe materialen, gereedschappen en bewerkingen.
2.2.00B: Je herkent materiaal-eigenschappen (mechanische, natuurkundige, chemische, technologische) en licht de manier waarop deze materialen worden toegepast toe.
2.2.00CD: Je analyseert en past materiaaleigenschappen (mechanische, natuurkundige, chemische, technologische) toe in verschillende situaties.
2.2.03: voor kunststof
2.4.06: voor lijmen
2.4.11: voor meten (mm)
2.4.12: voor teken tekenbord / tekendriehoek
2.4.13: voor aftekenen (mm)
2.4.25: voor kunststof buigen
2.4.26: voor werkbeschrijving lezen
2.4.27: voor werktekening lezen (mm)
4.1.00B: Je beschrijft input, output en proces van een gegeven systeem.
4.1.00CD: Je analyseert input, output en proces van een gegeven systeem.
4.2.00B: Je herkent het begrip deelsysteem als onderdeel van een systeem.
4.2.00CD: Je beschrijft het begrip deelsysteem toe als onderdeel van een systeem.
4.3.00A: Je benoemt verschillende typen functies van artefacten. "Een technisch artefact is een door mensen ontworpen en/of gemaakt fysisch object met een technische functie en een gebruiksplan. "
4.3.00B: Je benoemt verschillende typen functies.
4.3.00C: Je herkent verschillende typen functies en past deze toe in concrete situaties.
4.4.00CD: Je beschrijft de manier waarop eigenschappen van licht en geluid (b.v. frequentie en amplitude) gebruikt worden bij informatieoverdracht en past deze kennis toe bij het verklaren van de werking van een communicatiesysteem.
4.5.00B: Je herkent bij een technisch systeem feedbackmechanismen (minimaal bij de voorbeelden van thermostaat en toilet).
4.5.00CD: Je beschrijft bij een technisch systeem feedbackmechanismen (minimaal bij de voorbeelden van thermostaat en toilet en een terugkoppeling in een elektrisch circuit).
4.6.00AB: Je bepaalt de afmetingen, Meten en regelen
4.6.00CD: Je bepaalt de afmetingen, Je beschrijft de kenmerken van een geautomatiseerd systeem (meet- en regeltechniek).
4.7.00B: Je benoemt het verschil tussen functie en werking bij een technisch systeem.
4.7.00CD: Je benoemt het verschil tussen functie en werking bij een technisch systeem.
4.8.00CD: Je beschrijft de betekenis van de begrippen informatie, data, code(ring), signaal, medium (kanaal), analoog en digitaal en benoemt deze in een gegeven communicatiesysteem.
5.1.00AB: Je benoemt belangrijke technologische ontwikkelingen op het gebied van transport, communicatie, productie, bebouwde omgeving en gezondheidszorg.
5.1.00C: Je beschrijft belangrijke technologische ontwikkelingen op het gebied van transport, communicatie, productie, bebouwde omgeving en gezondheidszorg.
5.1.00D: Je beschrijft de betekenis van de begrippen informatie, data, code(ring), signaal, medium (kanaal), analoog en digitaal en benoemt deze in een gegeven communicatiesysteem.
5.2.00AB: Je herkent toepassingsgebieden van techniek in verschillende beroepen, zowel in technische als in niet-technische beroepen.
5.2.00CD: Je beschrijft toepassingsgebieden van techniek in verschillende beroepen, zowel in technische als in niet-technische beroepen.
5.3.00B: Je beschrijft bepaalde normen t.a.v. gezondheid, milieu en arbeidsomstandigheden.
5.3.00CD: Je analyseert bepaalde normen t.a.v. gezondheid, milieu en arbeidsomstandigheden en beoordeelt deze in een situatie.
5.4.00A: Je herkent hoe technische vindingen van invloed zijn op maatschappelijke ontwikkelingen en geeft daar voorbeelden van.
5.4.00B: Je benoemt hoe technische vindingen van invloed zijn op maatschappelijke ontwikkelingen en geeft daar voorbeelden van.
5.4.00CD: Je beschrijft hoe technische vindingen van invloed zijn op maatschappelijke ontwikkelingen en visa versa, en beschrijft daar voorbeelden van.
5.5.00CD: Je beschrijft hoe de technologie zich ontwikkeld heeft in de fasen van ambachtelijke techniek via industriële techniek (massaproductie), informatietechniek naar bio- en nano- en duurzame technologieën en geeft voorbeelden uit de verschillende fasen.

Slide 11 - Diapositive