14.4 Synapsen

14.4 Synapsen 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

14.4 Synapsen 

Slide 1 - Diapositive

13.4 synapsen
synaps (BINAS 88G)
= contactpunt tussen 2 neuronen
(of tussen neuron en spier/klier)

De actiepotentiaal (het electrische signaal) moet worden doorgegeven aan de volgende zenuw.



Slide 2 - Diapositive

synaps-spleet
BINAS 88A, G en I

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Neurotransmitters:  stofjes die opgeslagen liggen in blaasjes in het axon-uiteinde. Het axonuiteinde geeft neurotransmitters af om een signaal door te geven aan andere neuronen.
  • nor-adrenaline
  • dopamine 
  • serotonine
  • GABA
  • Substantie P
  • Endorfine
  • Anandamide

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Welke cellen vertonen deze verstoorde werking?
A
motorische neuronen
B
schakelneuronen
C
sensorische neuronen

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

− In welk deel van de synaps, P of Q, wordt dopamine
afgegeven?
− In welke richting wordt de impuls voortgezet?
A
deel P en richting 1
B
deel P en richting 2
C
deel Q en richting 1
D
deel Q en richting 2

Slide 10 - Quiz

Het effect hangt af van de neurotransmitter
Exiterende post synaptische potentiaal = EPSP =>
a.g.v. stimulerende neurotransmitter
dus depolarisatie

Inhiberende post synaptische potentiaal = IPSP =>
a.g.v. remmende neurotransmitter
dus hyperpolarisatie

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Is hier sprake van
een actiepotentiaal?
A
JA
B
NEE
C
Kun je niet bepalen
D
Ik zou het echt niet weten :-(

Slide 13 - Quiz

optelsom
elk neuron heeft contact met duizenden andere neuronen.


Of er een actiepotentiaal optreedt of niet hangt af van de optelsom van remmende en stimulerende neurotransmitters

Slide 14 - Diapositive

Bij de ziekte van Parkinson gaat er iets mis met de neurotransmitter dopamine. Hierdoor is er geen goede signaaloverdracht meer in de synaps. Bewegen gaat bij deze mensen niet goed en ze bewegen stijf. Welke zenuwcellen worden niet meer goed aangestuurd? En is er teveel of te weinig dopamine in de synaps?
A
Motorische zenuwen, te weinig dopamine
B
Motorische zenuwen, te veel dopamine
C
Sensorische zenuwen, te weinig dopamine
D
Sensorische zenuwen, te veel dopamine

Slide 15 - Quiz

EXTRA: Drugs

Slide 16 - Diapositive

Veel drugs lijken wat betreft chemische structuur op neurotransmitters. Zij beïnvloeden de werking van de neurotransmitters. Dit gebeurt op verschillende manieren:
  1. De neurotransmitteruitstoot wordt vergroot of geremd (bijv. speed).
  2. De afbraak van neurotransmitters wordt tegengehouden (bijv. speed).
  3. De terugkeer naar het axon door de transporter wordt tegengehouden (bijv. cocaïne).
  4. De neurotransmitters zijn "copy-cats" (bijv. cannabis).
  5. De werking van de receptor wordt geblokkeerd (bijv. ketamine).
  6. De functie van de receptor wordt veranderd (bijv. alcohol).

Slide 17 - Diapositive

HERSENGEBIEDEN
De hersenen zijn verdeeld in verschillende gebieden. Deze zijn allemaal gespecialiseerd in een bepaalde functie. Zo zijn er gebieden voor het verwerken van zintuiglijke informatie, maar ook voor het vormen van herinneringen. De hersengebieden hebben allemaal een eigen samenstelling van neuronen en neurotransmitters. Drugs bereiken via het bloed de hersenen.

De effecten van drugs hangen af van:
  1. De neurotransmitters die ze beïnvloeden
  2. De gebieden in de hersenen waar deze neurotransmitters voorkomen
  3. De functies die deze hersengebieden vervullen.
Zo kunnen drugs verdoven, stimuleren, de waarneming veranderen maar ook functies als geheugen, coördinatie, eetlust, hartslag en ademhaling beïnvloeden. Drugs beïnvloeden in de regel niet één maar meerdere processen die door neurotransmitters bepaald worden.

Slide 18 - Diapositive