Examenoefening (ZELFST (2))

Verbanden oefenen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Verbanden oefenen

Slide 1 - Diapositive

Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende signaalwoorden. 
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom

daarom 
zo
dus
toch
ten eerste
echter 

Slide 2 - Question de remorquage

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
samenvatting
echter
maar
ook
samenvattend
daarnaast
kortom

Slide 3 - Question de remorquage

Tekstdoelen oefenen

Slide 4 - Diapositive

Tekstdoel is
A
activeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 5 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 6 - Quiz

Tekstdoel?
A
informatie geven
B
mening geven / overtuigen
C
overhalen
D
vermaken

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 8 - Quiz

Schrijven

Slide 9 - Diapositive

Hoe sluit je een zakelijke brief af (slotformule)?

Slide 10 - Question ouverte

Welke aanhef is goed?
A
Geachte P. Helder,
B
Geachte heer P. Helder,
C
Geachte heer Helder,

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een zakelijke brief (er zijn meerdere antwoorden goed)?
A
sollicitatiebrief
B
uitnodiging
C
brief aan je oma
D
klachtenbrief

Slide 12 - Quiz

Hoeveel alinea's moet je zakelijke brief minimaal hebben?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quiz

Hoe begin je de aanleiding?
A
Ik schrijf dit artikel, omdat
B
Ik schrijf dit artikel na aanleiding van
C
Ik schrijf dit artikel omdat,
D
Ik schrijf dit artikel naar aanleiding van

Slide 14 - Quiz

Welke teksten moet je in je examen kunnen schrijven?
A
brief, e-mail, opstel
B
brief, e-mail, artikel
C
brief, verhaal, opstel
D
brief, verhaal, artikel

Slide 15 - Quiz

Uit hoeveel alinea's bestaat een artikel minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz