nederlands woordenschat h1 havo3

nederlands woordenschat h1 havo3
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

nederlands woordenschat h1 havo3

Slide 1 - Diapositive

Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken. 

herhaling:
– Plus geeft meer, veel meer.
tegenstelling:
– Vierkant in de fles, rond op de tong 
opsomming:
– Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder 





Slide 2 - Diapositive

Bijzondere opsommingen zijn:

de drieslag, een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen:
– Bloed, zweet en tranen
de climax, een steeds sterker wordende reeks:
– Je hebt goed, je hebt beter, je hebt het beste 
de omgekeerde climax, een steeds zwakker wordende reeks:
– Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Apple iPhoto. Shoot it. Save it. Share it.
A
herhaling
B
opsomming
C
drieslag
D
tegenstelling

Slide 5 - Quiz

De trainer werd eerst boos, toen kwaad, daarna woedend op Diederik.
A
herhaling
B
climax
C
drieslag
D
tegenstelling

Slide 6 - Quiz

Rico heeft een grote mond, maar een klein hartje.
A
climax
B
omgekeerde climax
C
tegenstelling
D
herhaling

Slide 7 - Quiz

Drommels, drommels en nog eens drommels.

A
opsomming
B
tegenstelling
C
herhaling
D
omgekeerde climax

Slide 8 - Quiz

Twan won geen € 100,-, geen € 50,-, geen € 10,-, maar slechts € 2,- met zijn lot.
A
drieslag
B
omgekeerde climax
C
herhaling
D
opsomming

Slide 9 - Quiz

Bij de kwekerij kun je tegen scherpe prijzen beuken, berken en eiken kopen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
herhaling
D
drieslag

Slide 10 - Quiz

Bij een massamedium als internet gaat het om drie dingen: bereik, bereik en bereik.
A
herhaling
B
climax
C
omgekeerde climax
D
tegenstelling

Slide 11 - Quiz

In de aanloop naar de verkiezingen bleek maar weer eens: veel geschreeuw, maar weinig wol.
A
herhaling
B
drieslag
C
climax
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz