27 maart zinsvolgorde: met voegwoord 1 - A2

woordvolgorde na een voegwoord 1
Begrijp jij er iets van?
??
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

woordvolgorde na een voegwoord 1
Begrijp jij er iets van?
??

Slide 1 - Diapositive

                       Doel

  • Ik kan zinnen maken met EN, MAAR, WANT, OF in de zin.


Slide 2 - Diapositive

voegwoorden
want - en - maar - of


Je voegt twee zinnen samen met deze voegwoorden.
Er komt een komma (,) na het eerste deel.
De volgorde van het tweede deel van de zin is
1-2-3 (onderwerp - werkwoord - rest)

Slide 3 - Diapositive

Samengestelde zin
 
De man   gaat   naar school,  want        hij       leert   Nederlands.    
De man   gaat   naar school     en           hij        gaat   naar de stad.  
De man     wil    geen pizza     maar      (hij          wil)    een broodje.
De man     wil    pizza                   of           (hij         wil)     pasta.


1
onderwerp    werkwoord          rest                     voegwoord   onderwerp  werkwoord       rest
3
2
1
2
3
V

Slide 4 - Diapositive

Ik ga naar bed, want.......

Slide 5 - Question ouverte

Ik ga naar bed en........

Slide 6 - Question ouverte

Zet je koffie, want....

Slide 7 - Question ouverte

Zet je koffie, of....

Slide 8 - Question ouverte

Ik heb een dikke jas aan, maar..........

Slide 9 - Question ouverte

Hij wil een auto en..........

Slide 10 - Question ouverte

Hij wil een auto, maar..........

Slide 11 - Question ouverte

Hij wil een auto, of..........

Slide 12 - Question ouverte

woordvolgorde na een voegwoord 2.
Begrijp jij er iets van?
??

Slide 13 - Diapositive

                        Doel

  • Ik kan zinnen maken met  de voegwoorden
    omdat, als of dat in de zin.


Slide 14 - Diapositive

voegwoorden 
omdat - als - dat
Je voegt twee zinnen samen met deze voegwoorden.  Na het eerste deel staat een komma (,).
De volgorde na deze voegwoorden is 1 - 3 - 2
(onderwerp - rest - werkwoord)

Slide 15 - Diapositive

Samengestelde zin
 
      Ik            ga     naar bed,      omdat      ik         moe       ben. 
    We      blijven    binnen,          als         het       hard    regent.  
De man    zegt,                             dat  zijn zoon  thuis        is.



1
onderwerp    werkwoord          rest                     voegwoord   onderwerp        rest          werkwoord      
3
2
1
2
V
3

Slide 16 - Diapositive

Ik ga naar bed, omdat.......

Slide 17 - Question ouverte

Ik ga naar bed, als ........

Slide 18 - Question ouverte

Ik zet koffie, omdat....

Slide 19 - Question ouverte

Ze zegt, dat....

Slide 20 - Question ouverte

Ik heb een dikke jas aan, als..........

Slide 21 - Question ouverte

Hij vertelt, dat ..........

Slide 22 - Question ouverte

Hij wil een auto, omdat..........

Slide 23 - Question ouverte

Hij wil water, als..........

Slide 24 - Question ouverte

Je moeder denkt, dat..........

Slide 25 - Question ouverte

Ik ga naar bed en........

Slide 26 - Question ouverte

Zet je koffie, want....

Slide 27 - Question ouverte

Zet je koffie, of....

Slide 28 - Question ouverte

Ik heb een dikke jas aan, maar..........

Slide 29 - Question ouverte

Hij wil een auto en..........

Slide 30 - Question ouverte

Hij wil een auto, maar..........

Slide 31 - Question ouverte

Hij wil een auto, of..........

Slide 32 - Question ouverte

Ze gaat naar de stad, of..........

Slide 33 - Question ouverte

Ze gaat naar de stad en..........

Slide 34 - Question ouverte

Ik heb een dikke jas aan, want..........

Slide 35 - Question ouverte

We zijn klaar met de les.
Je hebt heel goed gewerkt.

Slide 36 - Diapositive

Ze gaat naar de stad, of..........

Slide 37 - Question ouverte

Ze gaat naar de stad, maar..........

Slide 38 - Question ouverte

Ze gaat naar de stad en..........

Slide 39 - Question ouverte

Ik heb een dikke jas aan, want..........

Slide 40 - Question ouverte

woordvolgorde na een voegwoord 1
Begrijp jij er iets van?
??

Slide 41 - Diapositive

Doel

  • Ik kan zinnen maken die beginnen met een tijd of een plaats.
  • Ik weet wat inversie is.


Slide 42 - Diapositive

We zijn klaar met de les.
Je hebt heel goed gewerkt.

Slide 43 - Diapositive