Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Planning
nabespreken huiswerk 2.1
theorie 2.2 + kennis en begrip vragen 2.2
Slide 5 - Diapositive
6. Hieronder staan vier stellingen. Welke stelling(en) is (zijn) juist?
A
De politie mag soms meer geweld gebruiken dan nodig is.
B
De politie en het leger beschikken over het geweldsmonopolie.
C
Als ik onschuldig ben, maar de politie schopt mij, dan mag ik iets terugdoen.
D
Een agent kan niet veroordeeld worden, omdat hij het geweldsmonopolie heeft.
Slide 6 - Quiz
8. Vind jij het gebruik van stroomstootwapens bij dit soort incidenten proportioneel? Beargumenteer je antwoord.
Slide 7 - Question ouverte
9a. Waarom zou er naast de AVG nog een speciale wet (de Wpg) voor de politie nodig zijn voor de verwerking van persoonsgegevens?
Slide 8 - Question ouverte
11a. Leg met behulp van bron 7 uit dat het geweldsmonopolie begrensd wordt door het recht.
Slide 9 - Question ouverte
11b. Vind je dat rechters in dit soort zaken agenten zwaarder moeten straffen dan burgers?
Ja, zwaarder dan burgers
Nee, gelijk aan burgers
Slide 10 - Sondage
12. Welke betekenis is van toepassing op bron 8?
A
Je kunt alleen gestraft worden voor iets waarvan in de wet staat dat het strafbaar is.
B
Alles wat de overheid doet, moet gebaseerd zijn op de wet.
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
4. ‘De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.’ Leg in je eigen woorden uit waarom dit nodig is.
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
7a. Welke onderdelen in de procedure om de Grondwet te wijzigen zorgen ervoor dat het lastig is de Grondwet te wijzigen?
Slide 18 - Question ouverte
7b. Waarom zou deze procedure ingesteld zijn?
A
De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument van een land
B
De verkiezingsuitslag kan leiden tot een andere coalitie die niet achter de wijziging staat.
C
De Nederlandse basisregels moeten een stabiel karakter hebben en niet elke vier jaar veranderen.
D
Deze procedure zorgt in ieder geval voor een bezinningsmoment.
Slide 19 - Quiz
gelijkheidsrecht
politiek recht
sociaal grondrecht
vrijheidsrecht
Een christelijke school mag een docent niet ontslaan vanwege zijn homoseksualiteit.
Een groep natuurliefhebbers demonstreert tegen de aanleg van een spoorlijn in een natuurgebied.
Een ontevreden vrouw stelt zichzelf verkiesbaar om zelf dingen te veranderen in Nederland.
Een werkloze krijgt hulp van de gemeente bij het vinden van een baan.
Slide 20 - Question de remorquage
Slide 21 - Diapositive
Leg uit waarom etnisch profileren niet past in een rechtsstaat.
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Vidéo
Welke overheidsinstantie kwam in het nieuws omdat ze etnisch geprofileerd hebben (hierdoor viel het kabinet)?
A
Politie
B
OM
C
Belastingdienst
D
Ombudsman
Slide 24 - Quiz
Etnisch profileren is wettelijk verboden. Toch komt het nog steeds voor. 1a. Geef een mogelijke verklaring voor het feit dat etnisch profileren nog steeds voorkomt.
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Vidéo
Met welk grondrecht is preventief fouilleren in strijd?
A
Inbreuk van je Privacy
B
Vrijheid van Meningsuiting
C
Verbod op discriminatie
D
Lichamelijke integriteit
Slide 27 - Quiz
Er zijn twee vormen van preventief fouilleren. 2a Noteer een overeenkomst en een verschil tussen preventief fouilleren en selectief preventief fouilleren.
Slide 28 - Question ouverte
2b Bij welke vorm van fouilleren is het risico op etnische profilering het grootst?