formatieve toets Kapitel 1 Ich

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Willkommen zur Deutschstunde

Leerdoelen / Lernziele

Aan het einde van deze  les:

- Weet ik welke woorden ik van Kapitel 1 ken.

- Weet ik of ik de grammatica van Kapitel 1 ken.

- Weet ik wat ik goed kan en waar ik nog aan moet werken.

Was weißt Du über

 Kapitel 1 - ICH. 

- Ken je de woorden van 

Kapitel 1?

Opdracht 1

Sleepvraag!

Sleep de woorden in de gele vakjes met de muis naar de Duitse woorden naar de rechter (gekleurde) vakjes.

Zoek de juiste vertalingen bij elkaar

kommen

Österreich

sechs

der Name

alt

komen

de naam

Oostenrijk

zes

oud

Zoek de juiste vertalingen bij elkaar

die Adresse

die Telefonnummer

die Jahre

woher

het adres

het telefoonnummer

waarvandaan

de jaren

Opdracht 2

Kies de juiste vertaling in het Duits

zeventien

1. siebzhen
2. siebenzehn
3. siepzen
4. siebzehn

hoe

1. was
2. wer
3. wo
4. wie

Nederland

1. der Niederlande
2. die Niederlande
3. die niederlande
4. das Niederlande

de straat

1. die Stadt
2. die Straaße
3. die Straße
4. die Strasse

10

1. tsën
2. zenn
3. tsien
4. zehn

12

1. tsweulf
2. tswölf
3. zweulf
4. zwölf

20

1. zwanzig
2. tswanzig
3. zwantsig
4. tswantsig

Vertaal 'oft' in:
Pauline tanzt oft

1. vaak
2. veel
3. ook
4. al

Was machen die Leute in Hannover? Wat betekent die Leute?

1. de mensen
2. luiden
3. de bewoners

die Woche

1. de wekker
2. de weegschaal
3. de week
4. de walvis

Geef de vertaling van:
Das gefällt mir.

1. Dat vind ik niet leuk
2. Dat vind ik leuk
3. Dat is een ramp
4. Dat bevalt me niet.

Opdracht 3

Help!!!!!

Wat betekenen de volgende woorden in Duits?

Schrijf op!

negen

waar

Zwitserland

twaalf

Opdracht 4

Grammatica!!!!!

Sleepvraag.
Maak de zinnen met de juiste persoonsvorm en het werkwoord "sein" compleet!

Wie alt (bent u)?

(Hij is) 13 Jahre alt.

Wo (ben jij) geboren?

(Ik ben) in Berlin geboren.

(Het is) eine schöne Stadt.

sind Sie

er ist

bist du

ich bin

es ist

Uitdaging:
Vertaal de volgende zin in het Duits;
Ik ben tien jaar oud.

ihr .................... (sein)

1. bist
2. sind
3. bin
4. seid

du .................... (sein)

1. bist
2. bin
3. ist

Ich (sein)

1. bin
2. bist
3. ist
4. sind

sein

er ...

1. bist
2. ist
3. seid
4. sind

Hoe onthoud je het persoonlijk voornaamwoord?

1. Door jezelf af te vragen wie, wat, waar enz.
2. IDEWIS
3. Door er der, die of das voor te zetten
4. Door bij je buurman te kijken

Het persoonlijk voornaamwoord: u

1. Sie
2. sie
3. wir
4. ihr

Het persoonlijk voornaamwoord: het

1. er
2. es
3. Sie
4. wir

Het persoonlijk voornaamwoord: hij

1. sie
2. er
3. wir
4. es

Hoe vond je de kennistest van Kapitel 1 gaan?

😒🙁😐🙂😃