GM2A NK Kapitel 7 E herhaling/ F

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Willkommen Mavo 2

Woche 9 - Stunde 1

Wie wohnst du?

Check-in

1. Ga op je plaats zitten.
2. Leg je spullen op tafel.
3. Pak je mobiel in het zakkie en doe het in je rugzak/tas.
4. Wacht rustig tot de les begint.

Heute

Am Ende dieser Stunde ...

• ... kan ik beschrijven met wie en hoe ik woon.
• ... kan ik vertellen hoe mijn kamer eruitziet.

Wiederholung

de boerderij

de stoel

het bureau

het bed

het huis

staan

de woonkamer

• der Bauernhof
• der Stuhl
• der Schreibtisch
• das Bett
• das Haus
• stehen
• das Wohnzimmer

Wiederholung: Freizeit und Hobby

Gebruik je JDW-map. Geef een antwoord op de volgende vragen (in het Duits).

1. Was machst du gern?

• Ich game gerne. / Ich spiele Fußball/ Basketball/ Hockey...
• Mein Hobby ist .../ Meine Hobbys sind ...

2. Wann spielst du Fußball?

• Ich spiele montags Fußball.
• Ich spiele jeden Freitag Fußball.

Het bezittelijk voornaamwoord, Seite 44

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

ich	ik
du	jij
er	hij
sie	zij (ev)
wir	wij
ihr	jullie
sie	zij (mv)
Sie	U

mein(e)	mijn
dein(e)	jouw
sein(e)	zijn
ihr(e)	haar
unser(e )	ons/onze
eu(e)r(e)	jullie
ihr(e)	hun
Ihr(e)	Uw

Persoonlijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Autos
ein Mann	ein e Frau	ein Kind	kein e Autos
mein Mann	mein e Frau	mein Kind	mein e Autos

Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden

Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Bezittelijke voornaamwoorden

Du hast jetzt die Theorie wiederholt also...

... üben!!!

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?

1. Hoe
2. heet
3. jouw
4. oma

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes.

1. haar
2. moeder
3. heet
4. Agnes

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar

1. unser
2. euer
3. ihr
4. sie

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw

1. dein
2. sein
3. ihr

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn

1. sein
2. ihr
3. mein
4. dein

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw

1. Ihr-
2. ihr-
3. dein
4. euer

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie

1. Ihr-
2. ihr-
3. dein
4. euer/ eure

Kies nu de juiste vorm....

onze ... Lehrerin (v)

1. unser
2. unsere

mijn ... Bruder.

1. mein
2. meine

Iets moeilijker...

Was ist ____ (jouw) Name (m)?

________ (mijn) Hobby (o) ist Handball.

Das sind ______ (onze) Eltern (mv).

_______ (jullie) Auto (o) ist sehr schön.

Maaike ist ______ (haar) Freundin (v).

In was für einem Haus wohnst du?

Sprachmittel, Seite 52/ 64

Sprachmittel, Seite 52/ 64

Aufgabe 33, Seite 53

1. Deze opdracht maak je schriftelijk.
2. Pak je JDW map en vertaal de vragen en de antwoorden.

Lösung: Aufgabe 33, Seite 53

1. In was für einem Haus wohnst du?
   
2. Mit wem wohnst du dort?
   
3. Wie sieht eure Wohnung aus?
   
4. Wie sieht dein Zimmer aus?
5. Ich wohne in einem Hochhaus.
6. Ich wohne dort mit meinen Eltern.
7. Unsere Wohnung ist klein, aber gemütlich.
8. Mein Zimmer hat rote Wände.

Aufgabe 36, Seite 54

1. Deze opdracht maak je schriftelijk.
2. Pak je JDW map en schrijf minstens 2 vragen EN 2 antwoorden op.

Sprachmittel, Seite 52/ 64

quizlet.com

Hausaufgaben

Machen:

/

Lernen:

- Lernliste N-D t/m 'gestanden', Seite 62