Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Thema 4 Voortplanting en seksualiteit
4.2 Een vrouw
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we vandaag doen?
herhalen 4.1 Puberteit
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 4.2 Een vrouw
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen
Slide 2 - Diapositive
Wanneer is de puberteit ongeveer?
A
10-16 jaar
B
12- 16 jaar
C
12- 21 jaar
D
16- 25 jaar
Slide 3 - Quiz
Wie zitten er eerder in de puberteit?
A
jongens
B
meisjes
Slide 4 - Quiz
In de puberteit Wat is NIET waar?
A
krijg je meer een eigen mening
B
wil je vaak graag ergens bijhoren
C
ga je anders om met vrienden dan vroeger
D
ben je super zeker van jezelf op alle gebieden
Slide 5 - Quiz
Wat zijn geslachtskenmerken?
A
De lichamelijke kenmerken waaraan je het geslacht herkent
B
De lichamelijke kenmerken waaraan je een persoon herkent
Slide 6 - Quiz
Primaire geslachtskenmerken
A
Ontstaan tijdens de puberteit
B
Ontstaan in de peuterpubertijd
C
Zijn vanaf de geboorte aanwezig
D
ontstaan als je volwassen bent
Slide 7 - Quiz
Secundaire geslachtskenmerken:
A
heb je al bij de geboorte
B
krijg je in de puberteit
C
krijg je als je volwassen bent
Slide 8 - Quiz
Welk geslachtskenmerk is een primair geslachtskenmerk?
A
Baardgroei
B
Baarmoeder
C
Lagere stem
D
Borsten
Slide 9 - Quiz
Wat is een primair geslachtskenmerk?
A
Bredere heupen
B
Hoge stem
C
Vagina of Penis
D
Kleine voeten
Slide 10 - Quiz
Leerdoelen vandaag:
Aan het einde van de les:
- kun je de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw noemen met hun functies en kenmerken
- kun je de menstruatiecyclus beschrijven
Slide 11 - Diapositive
Inleiding
Van het voortplantingsstelsel van een vrouw is aan de buitenkant weinig te zien.
Bij een vrouw liggen de meeste voortplantingsorganen in de buik.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Een vrouw heeft een baardmoeder en eierstokken.
In de baarmoeder groeit een baby als de vrouw zwanger is.
In elke eierstok zitten honderdduizenden onrijpe eicellen. Eicellen zijn de vrouwelijke geslachtscellen.
Slide 14 - Diapositive
4.2 Een vrouw
De onrijpe eicellen zijn al aanwezig vanaf de geboorte.
Vanaf de puberteit wordt ongeveer 1 keer per maand een eicel rijp. De rijpe eicel
komt dan vrij uit de eierstok.
Dit heet ovulatie of eisprong.
Slide 15 - Diapositive
De eileider vervoert de eicel naar de baarmoeder.
Een eicel blijft na de eisprong maar 12 tot 24 uur in leven. Daarna sterft hij af. De resten worden opgenomen in het bloed. Dit gebeurt in een eileider.
Slide 16 - Diapositive
4.2 Een vrouw
Als de eicel na ovulatie wordt bevrucht door een zaadcel van een man, kan hij wel in leven blijven.
in de baarmoeder kan de bevruchte eicel zich ontwikkelen tot een kind.
De vrouw is dan zwanger.
Slide 17 - Diapositive
Een eicel is de grootste menselijke cel.
Een eicel is zo groot doordat het veel reservevoedsel bevat.
Dit reservevoedsel is nodig voor de eerste ontwikkeling nadat de eicel is bevrucht.
Slide 18 - Diapositive
De wand van de baarmoeder bestaat uit een dikke laag spieren die vanbinnen is bekleed met baarmoederslijmvlies.
Het slijmvlies bevat veel bloedvaten.
Slide 19 - Diapositive
Ongeveer 1 keer per maand laat het baarmoederslijmvlies gedeeltelijk los. Hierbij komt ook bloed vrij.
Door samentrekkingen van de spierlaag van de baarmoederwand wordt het slijmvlies met bloed afgevoerd.
Dit noem je menstruatie of ongesteld zijn.
Slide 20 - Diapositive
4.2 Een vrouw
Tussen haar 10e en 16e jaar wordt een meisje voor het eerst ongesteld. Soms duurt het een dag of 3, soms een week (of langer).
Je kan dan last hebben van hevige buikkrampen. Soms heb je last van hoofdpijn, rugpijn of spierpijn. Ook kan je een beetje chagrijnig zijn.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Een vrouw
Na de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies weer opgebouwd. Het slijmvlies wordt dikker en gaat meer bloedvaten bevatten.
Op deze manier wordt het baarmoederslijmvlies klaargemaakt voor een zwangerschap.
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
4.2 Een vrouw
Hormonen zijn stoffen die de werking van organen regelen. Hormoonklieren geven hormonen af aan het bloed. Via het bloed komen hormonen in het hele lichaam terecht.
Een hormoon is alleen werkzaam in weefsels en organen die gevoelig zijn voor dit hormoon.
Slide 26 - Diapositive
Een belangrijke hormoonklier voor de voortplantingsorganen is de hypofyse.
In de puberteit begint de hypofyse hormonen te produceren. Onder invloed van die hormonen beginnen de eicellen zich te ontwikkelen in de eierstokken.
Slide 27 - Diapositive
4.2 Een vrouw
Wanneer een vrouw ongeveer 50 jaar is, worden er steeds minder hormonen aangemaakt.
De vrouw komt dan in de overgang.
Na de overgang rijpen er geen eicellen meer en kan een vrouw niet meer zwanger worden. Ze wordt dan niet meer ongesteld.
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
zelf aan de slag
lezen 4.2
maken 1 t/m 4 (4.2)
Slide 31 - Diapositive
herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw noemen met hun functies en kenmerken.