La tâche de débutPrenez page 40 devant vous et traduisez les phrases dans votre cahier. Vous avez 15 minutes.
1. Wat willen jullie drinken?
2. Ik wil graag een kopje thee.
3. Wat neemt hij?
4. Hij neemt een voorgerecht.
5. Nemen jullie ook een toetje?
6. Hij weet het nog niet.
7. Zal ik bestellen?
8. Ja, wij hebben honger.
Fini? Répétez les mots A et B!