Herhalingsquiz

Herhalingsquiz
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhalingsquiz

Slide 1 - Diapositive

Transcriptie en translatie vinden plaats in...
A
beide in de celkern
B
beide in het cytoplasma
C
transcriptie in celkern translatie in cytoplasma
D
translatie in celkern transcriptie in cytoplasma

Slide 2 - Quiz

Na het eten van veel koolhydraten wordt in het lichaam meer insuline geproduceerd. Dit is een wijziging in:
A
genotype
B
fenotype
C
genexpressie
D
sequentie

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Bij het onderzoek werd vooral gekeken naar veranderingen in het niet-coderende DNA. Dit is het DNA dat, in tegenstelling tot genen, niet voor eigenschappen codeert.
2p 15 Waarom wordt het niet-coderende DNA onderzocht als het gaat om de mutatiefrequentie en de ouderdomsbepaling?
A
De kans dat een mutatie door selectie uit de populatie verdwijnt, is groter voor een mutatie in een gen dan voor een mutatie in een stuk niet-coderend DNA
B
De kans dat een mutatie door selectie uit de populatie verdwijnt, is kleiner voor een mutatie in een gen dan voor een mutatie in een stuk niet-coderend DNA.
C
e kans dat een mutatie optreedt in een gen is groter dan de kans op een mutatie in een stuk niet-coderend DNA.
D
De kans dat een mutatie optreedt in een gen is kleiner dan de kans op een mutatie in een stuk niet-coderend DNA.

Slide 13 - Quiz

Het coderende DNA molecuul heeft de volgende code: TGCAAA
wat is de bijbehorende RNA sequentie?
A
UGCAAA
B
TGCAAA
C
ACGUUU
D
ACGTTT

Slide 14 - Quiz

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 15 - Quiz


Transcriptie
Een DNA-fragment dat is geïsoleerd uit een Coli-bacterie heeft de volgende volgorde:

    5' – GTAGCCTACCCATAGG – 3' (coderende streng)

Welke basenvolgorde heeft dit mRNA? (gebruik je BINAS)

A
3' --CAUCGGAUGGGUAUCC-- 5'
B
5' --GUAGCCUACCCAUAGG-- 3'
C
5' --GGAUACCCAUCCGAUG-- 3'
D
5' --CACAGAUACCCAGAUG-- 3'

Slide 16 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Een tRNA bindt aan een stukje van een mRNA molecuul.

Welke code is afgelezen op het DNA om dit stukje mRNA te maken?
A
GAA
B
CTT
C
AAG
D
CUU

Slide 17 - Quiz

Een onderzoeker heeft 19% A, 25% C, 20% T en 36% G.
Waar kijkt deze onderzoeker naar?
A
Dubbelstrengs DNA
B
Dubbelstrengs RNA
C
Enkelstrengs DNA
D
Enkelstrengs RNA

Slide 18 - Quiz

Wat zijn regulatorgenen?

Slide 19 - Question ouverte


A
25
B
50
C
75

Slide 20 - Quiz

Bij mensen wordt kleurenblindheid veroorzaakt door een recessief, X-chromosomaal gen.
Kan een niet-kleurenblinde man een dochter én een zoon krijgen die kleurenblind is?
A
Nee
B
Dochter wel
C
Zoon wel
D
Beide

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Genotype van dier 5 is:


A
aa
B
AA
C
Aa
D
AA of Aa

Slide 23 - Quiz

Een vader met bloedgroep A heeft een zoon met bloedgroep O.
Wat kan de bloedgroep van de moeder zijn?
A
Alleen A
B
Alleen O
C
A, B, O
D
A, AB of O

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive