Bedrijfsadministratie klas 2 paard
1 / 26
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Bedrijfsadministratie
Slide 2 - Carte mentale
Een eigen bedrijf?
Ja in de toekomst zeker
Nee liever bij een bedrijf aan het werk
Weet ik nog niet zeker
Slide 3 - Sondage
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Hoelang moet een bedrijf zijn administratie bewaren?
A
5 jaar
B
7 jaar
C
10 jaar
D
12 jaar
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Hoelang moet een bedrijf zijn bedrijfsadministratie bewaren bij onroerende zaken?
A
5 jaar
B
7 jaar
C
10 jaar
D
12 jaar
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Wat zijn voorbeelden van bedrijfsadministratie, dus wat moet een bedrijf bewaren?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Wat moet er komen te staan op een jaarrekening?
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Noem onderwerpen die een werkgever op een salarisstrook moet benoemen:
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Wat zijn onderwerpen die je als bedrijf op een factuur moet benoemen?
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
Een "balans" is
A
Een schema voor de boekhouding
B
Een momentopname van de situatie van een bedrijf, kun je gelijk zien hoe financieel gaat
C
Winst en verlies rekening
D
Een overzicht van alle inkopen
Slide 20 - Quiz
Wat is een inventarisatielijst?
A
Een lijst met alle benodigdheden van een bedrijf
B
Een lijst met alle inkopen en verkopen van een bedrijf
C
Een lijst met alle verkopen van het bedrijf
D
Een lijst waarop genoteerd is welke spullen er aanwezig zijn in een bedrijf.
Slide 21 - Quiz
Een "debiteur" is?
A
Slide 22 - Quiz
Een "debiteur" is?
A
Een klant die nog moet betalen. Jij hebt de factuur al gestuurd, maar die staat nog open
B
Een schuldenaar: iemand met een schuld bij iemand anders. Zodra je klant zijn factuur heeft betaald is zijn 'schuld' afgelost
C
Een klant die jij nog moet betalen. Jij hebt een factuur gekregen en nog niet betaald
Slide 23 - Quiz
Wat zijn "inkomsten"?
A
Inkomsten binnen een onderneming draaien om al het geld dat daadwerkelijk binnenkomt
B
Dat is de omzet van een bedrijf
C
Dat zijn alle uitgaven die binnen een onderneming daadwerkelijk zijn uitgegeven
Slide 24 - Quiz
Wat is "BTW"
A
Betalen, trainen en wegwezen
B
omzetbelasting
C
belasting over toegevoegde waarde
D
zit altijd bij de prijs van een product of dienst inbegrepen en wordt in de meeste gevallen apart vermeld op de kassabon of rekening
