Premier cours après les vacances

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Je me présente!

À faire:

Probeer te volgen wat ik heb verteld, er volgen vragen over én het is een voorbereiding op wat jullie later in de les gaan doen.

J'ai quel âge?

J'habite où?

Tout près de l'école

Loin de l'école

Heb ik broers en of zussen?

1. Ja, een broer en een zus.
2. Ja, een broer.
3. Ja, een zus.
4. Ja, twee broers.

Quel âge a mon frère?

Heb ik een huisdier?

1. Nee
2. Ja, een hond.
3. Ja, een konijn.
4. Ja, een kat.

J'ai été où en vacances?

1. En Espagne
2. En France
3. En Italie
4. En Grèce

Qu'est-ce que j'ai fait pendant les vacances? Répondez en néerlandais.

Wat is la rentrée volgens jou?

Mémorise!

la rentrée

combien

le jour

avant

Onthoud!

het begin v/h nwe schooljaar

hoeveel

de dag

voor

Vous avez compris?

Bedenk voor jezelf het antwoord op de volgende vragen in 1 minuut:

1. Welke woorden heb je nog niet geleerd, maar begrijp je wel?

2. Waar gaat het over?

3. Weet je het antwoord op de vraag?

Lire

Lees dit gedichtje.

1. Is dit een gedicht op rijm? Waarom denk je dat?

2. Waarom staan er plaatjes bij dit gedicht?

3. Kun je de tekst nu (bijna) vertalen zonder Google?

Activité

Je gaat kijken en luisteren naar een liedje en daarna ga je 2 vragen beantwoorden:

1. Waar gaat het liedje over?

2. Hoe komt het dat je het in grote lijnen wel/niet begrijpt?

Welke Franse woorden heb je gehoord/herkend? Probeer ze zo goed mogelijk te schrijven maar spelfouten maken (nu) niet uit!

Qu'est-ce que c'est: "La rentrée scolaire" en néerlandais?

Qu'est-ce que la fille veut en néerlandais? Elle veut: 'rester dans ma chambre.'

On va jouer à un jeu!

Commençons!

Le but du loto | Het doel van de bingo

In het Frans iets vertellen over je vakantie.

Je gebruikt de werkwoorden uit de bingo. We vertellen in de verleden tijd, de vakantie is helaas af! Hoe doe je dit? Bij alle werkwoorden op [er] vervang je [er] door [é] en je zet er j'ai (= ik heb) voor! Let op:

aller -> je suis allé

faire -> j'ai fait

lire -> j'ai lu

Wat kun je in het Frans over jezelf vertellen?

Activité

Je vertelt in het Frans over jezelf, we willen je natuurlijk graag (beter) leren kennen. Wat bereid je voor:

- Hoe je heet;

- Hoe oud je bent;

- Waar je woont (plaats en land);

- In welke klas je zit;

- Of je broers of zussen hebt;

- Wat je in de vakantie hebt gedaan (2 dingen).