PJDB Reken - Redactiesommen

Redactiesommen
Lees de verhaaltjes goed.
Bedenk:  is het een +, -, ; of x som
Probeer zoveel mogelijk sommen uit je hoofd te doen.
Succes!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Redactiesommen
Lees de verhaaltjes goed.
Bedenk:  is het een +, -, ; of x som
Probeer zoveel mogelijk sommen uit je hoofd te doen.
Succes!

Slide 1 - Diapositive

Je wilt 360 uitnodigingen versturen.
In een pakje zitten er 6.
Hoeveel pakjes moet je kopen?
A
6
B
10
C
36
D
60

Slide 2 - Quiz

Met een volle zak kunstmest heb je genoeg voor 4 m2.
Mike heeft al een kwart gebruikt.
Voor hoeveel m2 heeft hij nog genoeg?
A
3
B
10
C
1
D
6

Slide 3 - Quiz

Twee kleine verenigingen worden samen een grote vereniging.
Hier zitten nu 243 kinderen en 118 kinderen op.
Hoeveel kinderen zijn dat straks samen?
A
261
B
361
C
125
D
341

Slide 4 - Quiz

Quinn koopt 10 toetsenborden van 10,03 per stuk. Wat moet Quinn ongeveer betalen?
Rond af op hele euro's.
A
100
B
103
C
100,30
D
130

Slide 5 - Quiz

Elias is oude munten aan het uitzoeken. De munten zijn nog geld waard. Wat is de totale waarde van deze munten?

Dit zijn de waardes:
60 cent, 70 cent, 50 cent, 25 cent en 175 cent
A
380 cent
B
680 cent
C
240 cent
D
960 cent

Slide 6 - Quiz

Nienke heeft 3 kilo druiven in bakjes van 0.25 kilo gedaan.

Hoeveel bakjes heeft Nienke nu in totaal?
A
4
B
16
C
6
D
12

Slide 7 - Quiz

Toen Lisanne werd geboren woog ze 3170 gram.
De wijkverpleegkundige is net geweest en Lisanne weegt nu 6180 gram.

Hoeveel gram is Lisanne zwaarder geworden?
A
310 gram
B
3010 gram
C
3000 gram
D
9350 gram

Slide 8 - Quiz

In een winkel zijn er 3 open dagen voor bezoekers. Er komen 674, 456 en 285 bezoekers.

Hoeveel zijn dat er in totaal?
A
1415
B
10415
C
415
D
1285

Slide 9 - Quiz


Wat is de uitkomst van deze som?
0,06 + 700 + 2. Rond af op hele getallen.
A
702
B
702,6
C
700
D
708

Slide 10 - Quiz

Op de kassabon van Pleun staat;
Chips: 0,33 euro
Mayonaise: 1,69 euro
Pannenkoeken: 0,49 euro
Cake: 1,59 euro.
Hoeveel moest Pleun dus in totaal betalen? Rond af op hele euro's
A
4 euro
B
3 euro
C
4,20 euro
D
6,20

Slide 11 - Quiz

Uit onderzoek is gebleken dat 1 op de 5 kinderen een cavia heeft. Bij Jelle zitten op school 320 kinderen.

Hoeveel van die kinderen hebben een cavia?
A
64
B
8
C
60
D
16

Slide 12 - Quiz

Simon koopt een waveboard van 89,99 en een boek van 4,99. Hij betaalt met 100 euro.

Hoeveel krijgt hij terug?
A
4,15 euro
B
7,06
C
5,05
D
5,02

Slide 13 - Quiz

Boer Kevin heeft 60 dieren.
1/4 deel daarvan zijn geiten.

Hoeveel geiten heeft boer Kevin?
A
25
B
12
C
5
D
15

Slide 14 - Quiz

De wekker van Noortje staat op 6:51.
Om 7 uur gaat het alarm.

Hoeveel minuten kan ze nog slapen?
A
9 min
B
59 min
C
1 uur
D
19 min

Slide 15 - Quiz

Mijnheer de Wit heeft op de bank 10016 euro.
Hij koopt een cadeautje voor 9 euro.

Hoeveel geld heeft hij dan nog over?
A
1007 euro
B
1019 euro
C
10007 euro
D
10015 euro

Slide 16 - Quiz

Valentijn heeft 1075 spaarzegels, Hugo heeft 1125 spaarzegels. Hoeveel spaarzegels moet Hugo aan Valentijn geven om allebei precies evenveel te hebben?
A
37
B
175
C
40
D
25

Slide 17 - Quiz

Feline en Iris maken een fietstocht.
Ze fietsen ongeveer 16 kilometer per uur.

Hoeveel kilometer hebben ze gefietst na 1/2 uur fietsen?
A
32
B
16
C
8
D
4

Slide 18 - Quiz

Een reep chocolade heeft 8 blokjes.
Ecrin eet 4/8 deel op.

Hoeveel blokjes blijven er nog over?
A
4 blokjes
B
5,8 blokjes
C
6 blokjes
D
4/8 blokjes

Slide 19 - Quiz

Norah spaart voor een nieuwe saxofoon.
Ze heeft al 469 euro gespaard.
De saxofoon kost 1045 euro.

Hoeveel euro moet ze nog sparen?
A
576
B
676
C
545
D
546

Slide 20 - Quiz

Fenna heeft een folderwijk en verdient iedere week 36 euro. Ze spaart steeds de helft van haar verdiende geld.

Hoeveel weken moet ze sparen voor ze 180 euro gespaard heeft?
A
16
B
10
C
15
D
5

Slide 21 - Quiz

Kasteel Zuidhove werd in het jaar 1244 gebouwd.
Precies 385 jaar later blijft er door een brand niets meer van over.

In welk jaar was de brand?
A
1629
B
1598
C
1649
D
1529

Slide 22 - Quiz