Humour Unit 5 Plural

Humour UNIT 5
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Humour UNIT 5

Slide 1 - Diapositive

At the end of the class: 
  •  will be able to identify the difference between singular and plural nouns.
  • name 5 out of 10 vocabulary words based on unit 5. 
Learning goals

Slide 2 - Diapositive

Today's Plan  
volg je studiewijzer...
ONLINE students: 
1. Lesson Up Plural
2. Opdracht 1 2 3 in WB- B p.5
CLASS students: 
1. Instructie Les
2. Opdracht 1 - 6 in WB- B p.5

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

I know how to make plurals..
(based on the youtube video; "i can do better")
Yes.
No.
A little bit.

Slide 11 - Sondage

Plurals
Standaardregel = woord + s
boy = boys dog = dogs

Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y = y verdwijnt en wordt – ies
baby = babies butterfly = butterflies

Woorden die eindigen op ch, sh, s, ss, x, z = + es
bus = buses box= boxes watch = watches
Woorden die eindigen op medeklinker + o = +es
tomato = tomatoes
(Let op wel uitzonderingen: photos/pianos/casinos)
Woorden die eindigen op f of fe = f/fe verdwijnt en wordt -ves
loaf = loaves wife = wives




Slide 12 - Diapositive

Choose the right plural
Ladys
Ladies

Slide 13 - Sondage

Choose the right plurals
Leafs
Leaves

Slide 14 - Sondage

Choose the right plural
Ladys
Ladies

Slide 15 - Sondage

Make plurals:
tooth

Slide 16 - Question ouverte

Make plurals:
pony

Slide 17 - Question ouverte

Make plurals:
table

Slide 18 - Question ouverte

Make plurals:
scarf

Slide 19 - Question ouverte

Plurals
box

Slide 20 - Question ouverte

Make plurals:
mouse

Slide 21 - Question ouverte

Plurals
man

Slide 22 - Question ouverte

Make plurals:
monkey

Slide 23 - Question ouverte

Make plurals:
child

Slide 24 - Question ouverte

Make plural
Tomato

Slide 25 - Question ouverte

Make plurals:
kiss

Slide 26 - Question ouverte

Make plurals:
bus

Slide 27 - Question ouverte

plural blijft hetzelfde
plural +ves
plural heeft eigen vorm
calf
fish
deer
half
thief
mouse
foot
woman
shelf

Slide 28 - Question de remorquage

ladis?
ladies?
ladys?
What is the plural of lady?

Slide 29 - Question de remorquage

buses?
busses?
bussen?
What is the plural of BUS?

Slide 30 - Question de remorquage

foots?
feets?
feet?
What is the plural of foot?

Slide 31 - Question de remorquage

children?
childs?
childsren?
What is the plural of child?

Slide 32 - Question de remorquage

bookes?
books?
bokes?
What is the plural of Book?

Slide 33 - Question de remorquage

noun + 's 
noun + s
noun + es
How do you make the plural of a NOUN?

Slide 34 - Question de remorquage

9

Slide 35 - Vidéo

This week assignment:
assignment 1- 6
starting on page 5.
What must be done at the end of the class?
Lesson Up 
Opdracht 1 - 2 -3  + 6 in je WB.

Slide 36 - Diapositive

After today's lesson...
.... I fully understand the plural.
... I need some more practice
... I find the plural difficult. Could you please help me during next class?

Slide 37 - Sondage

00:08
There are some _____ on the wall (photo).

Slide 38 - Question ouverte

00:22
The boy has .......

Slide 39 - Question ouverte

00:31
The man goes up the _____ (stair).

Slide 40 - Question ouverte

00:50
He puts _____ on the bread (bean).

Slide 41 - Question ouverte

01:22
He hides behinds the ______ (shade).

Slide 42 - Question ouverte

01:58
They hold ____.

Slide 43 - Question ouverte

02:17
They have two twin _____.

Slide 44 - Question ouverte

02:28
The ____ are on their ___ (child,phone).

Slide 45 - Question ouverte

02:59
When ___ smile we see their ____ (person,tooth).

Slide 46 - Question ouverte

Slide 47 - Diapositive

Plurals
Algemeen 1
Zelfstandig naamwoord +s (teacher > teachers, etc.)
Algemeen 2
Eindigt het zelfstandig naamwoord op: -s/-sh/-ch/-x/-z (s-klank) , dan krijg je +es 
(bus > buses / dish > dishes / match > matches / box > boxes / fez > fezzes)
Algemeen 3
Eindigt het zelfstandig naamwoord op medeklinker+o, dan krijg je +es 
(tomato > tomatoes / hero > heroes > echo > echoes)
Algemeen 4
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op medeklinker+y, dan krijg je -ies op het eind (city > cities / baby > babies / country > countries), de -y valt weg
Let op
Eindigt het zelfstandig naamwoord op -f, dan verandert de -f in -ves 
(wolf > wolves / knife > knives)
Uitzonderingen 1
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd enkelvoud  (hair / fish / sheep)
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd meervoud (trousers / glasses / scissors)
Uitzonderingen 2
Sommige zelfstandig naamwoorden hebben een eigen meervoudsvorm
(man > men / child > children / tooth > teeth / foot > feet / mouse > mice)

Slide 48 - Diapositive

Slide 49 - Vidéo

Slide 50 - Lien