Dag 6

• NT2
• ISK

Dag 6

• wel
• weten
• het winkelcentrum
• het woord
• zacht(e)
  => extra
• het aanzoek
• verloofd
  
• getrouwd
  
• gescheiden

wel

• wel waar - niet waar 
• zin: Ik hou wel van patat, maar mijn moeder houdt niet van patat.
  
  
• een beetje
• zin: Die jurk vind ik wel aardig, maar deze broek is mooier.

41

weten (ww)

• kennis hebben van iets
  
  
• TT - ik weet - jij weet - wij weten
• VT - ik wist - wisten
• VTD - ik heb geweten
  
  
• zin: Weet u hoe laat het is? 
• zin: Nee, dat weet ik niet, want ik heb geen horloge.
  

42

het winkelcentrum (znw)

• in het midden van een stad of dorp waar veel winkels zijn
• het winkelcentrum - de winkelcentra
  
  
• zin: In Den Helder is het winkelcentrum vlak bij het station. 

43

het woord (znw)

• letters die bij elkaar staan
• het woord -  de woorden
  
  
• zin: Deze zin heeft vier woorden. 

44

zacht(e) (bnw)

• zacht <--> hard
• weinig geluid
• prettig om te voelen
• langzaam
  
  
• zin: De trui is zacht.
• zin: De auto rijdt zacht door de straat.

45

extra 

• het aanzoek
• de vraag om met je te trouwen
• verloofd

• getrouwd
• (gescheiden - uit elkaar)

het aanzoek

• ten huwelijk vragen 
• vragen om te trouwen
• zin: Hij vraagt haar ten huwelijk.

verloofd

• als je wilt gaan trouwen
• verliefd - verloofd - getrouwd 

zin: Hij heeft haar ten huwelijk gevraagd. Nu zijn ze verloofd.

getrouwd

• man en vrouw
• voor de wet verbonden
• verliefd - verloofd - getrouwd 

zin: Ze zijn gisteren getrouwd. 

gescheiden

• uit elkaar
• volgens de wet uit elkaar

zin: Zij maakte veel ruzie en zijn nu toch gescheiden. 

Zet in de woorden in de goede volgorde:

'vriendje en vriendinnetje - zijn - ze - nu'

39 + 40

1. Ze zijn nu vriendje en vriendinnetje.
2. Nu zijn ze vriendje en vriendinnetje.
3. Zijn ze nu vriendje en vriendinnetje.
4. Vriendje en vriendinnetje zijn ze nu.

39 + 40

het vriendje

het vriendinnetje

Waar wordt het woord 'wel' goed gebruikt?

41

1. Dat is wel zo!
2. Waarom wel jij dat?
3. Vandaag is het wel dag?
4. Wel je dat potlood even aangeven?

41

Maak een zin met 'wel'.

Waar staat het goede rijtje van het werkwoord 'weten' (TT)?

42

1. ik weet - jij weet - wij weten
2. ik wist - jij weet - wij weten
3. ik weet - jij wist - wij hebben geweten
4. ik weet - jij wist - wij wisten

Waar staat het goede rijtje van het werkwoord 'weten' (VT)?

42

1. ik weet - jij weet - wij weten
2. ik wist - jij weet - wij weten
3. ik wist - jij wist - wij wisten
4. ik weet - jij wist - wij heb gewisten

'Kennis hebben van iets' betekent?

42

1. doen
2. denken
3. verliefd
4. weten

Vanmiddag ga ik shoppen in ...

43

1. stiekem.
2. de dag.
3. het winkelcentrum.
4. de markt.

Een gebouw met meerdere winkels bij elkaar noem je?

43

1. de ijssalon
2. de supermarkt
3. de markt
4. het winkelcentrum

Maak een zin met het woord 'woord'.

44

Welk ... begint met de letter 'w' en eindigt op de letter 'd'?

44

1. wandeld
2. woord
3. wasbord
4. weegschaald

Niet hard, maar ... ?

1. zacht.
2. steen.
3. kapot.
4. uit.

Wat is zacht?