3H - Chap. 2: grammaire D + luisteropdracht

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Programme:

• Grammaire D bespreken
• Exercises 16a, 16c, 17
• Luisteropdracht

Lesdoelen:

• Je weet wanneer je de samenvoegingen met 'à' en met 'de' moet gebruiken
• Je kunt een gesprek over vrije tijd begrijpen

à + ? = à la

Je vais à la mer.

à + ? = au

Je vais au match.

à + ? = aux

Je vais aux plages.

à + ? = à l'

Je vais à l'école.

Vertaling: in, naar, bij, op...

à + la = à la

à + l' = à l'

à + le = au

à + les = aux

Bucket list

Waar wil jij nog naartoe?

- l'étranger

- le concert de Tayler Swift

- la finale de Champions League

- le Mont Everest

- les Antilles neérlandaises

Je veux aller...

Welk Franse woord hoort bij het Nederlandse woord?

C'est la robe de la fille.

Het is de jurk van het meisje.

de + ? = de la

C'est la robe de la fille.

Welk Franse woord hoort bij het Nederlandse woord?

C'est le directeur du collège.

Het is de directeur van de school.

de + ? = du

 

C'est le directeur du collège.

de + ? = de l'

C'est le jeu de l'enfant.

de + ? = des

C'est le chien des voisins.

Vertaling: van

de + la = de la

de + l' = de l'

de + le = du

de + les = des

Au travail

Wat: Maak opdracht 16a, 16c en 17

Klaar?: Maak opdracht 18

Zoek de vormen met 'à' en 'de'

Onderstreep alle vormen en samentrekkingen die je hebt geleerd met 'à' en 'de' in vraag 3.