Woordenschat blok 3

Woordenschat blok 3
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat blok 3

Slide 1 - Diapositive

Regels
1)  Ik heb mijn spullen in orde voor de les.
2)  Ik reageer niet op anderen.
3) Ik steek mijn vinger op en wacht op mijn beurt.
4) Ik luister naar de docent en praat niet door de les heen.
5) Ik ga niet in discussie met de docent.





Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Samen lezen (10 min)
  2. Dictee maken (10 min)
  3. Dictee nakijken (10 min)
  4. Afsluiting klassikaal (5 min)

Slide 3 - Diapositive

Samen 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Ben je bereid om mij te helpen met koken?

Wat betekent 'ben je bereid?'
A
Wil je iets voor me doen?
B
Ben je iets vergeten?

Slide 5 - Quiz

Wist je dat de ontwikkeling van je hersenen doorgaat tot je 24ste?

Wat betekent 'de ontwikkeling?'
A
de ontsnapping
B
de verandering

Slide 6 - Quiz

De politie denkt dat er een verband is tussen de moord op het station en de bankoverval.

Wat betekent 'een verband'.
A
dat ze op hetzelfde moment gebeurden
B
dat ze iets met elkaar te maken hebben

Slide 7 - Quiz

De leerlingen uit de derde klas kregen de opdracht een nieuwe feestverlichting te ontwerpen en het resultaat is geweldig.

Wat betekent 'het resultaat.'
A
wat ze gemaakt hebben
B
het aanbod

Slide 8 - Quiz

Rosa zit in het ziekenhuis met een grote wond op haar knie en de oorzaak hiervan is een ongeluk met de fiets.

Wat betekent 'de oorzaak'.
A
waardoor het komt
B
de pijn

Slide 9 - Quiz

Sarah legt haar eigen liedjes vast in een speciaal schrift.

Wat betekent 'legt vast.'
A
bewaren van gegevens
B
gegevens verwijderen

Slide 10 - Quiz

Het bekendste symbool van de liefde is natuurlijk het hart.

Wat betekent 'het symbool'.
A
een teken dat iets uitbeeldt
B
een hartje

Slide 11 - Quiz

Mijn telefoon verbruikt veel energie.

Wat betekent 'verbruikt'.
A
gebruiken
B
weggaan

Slide 12 - Quiz