Spaans Semana 6.2 Capítulo 6. vanaf 6.04

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 3

hoy es viernes

Programa de hoy

Unidad 6: weg wijzen

6.04 nakijken (huiswerk)

6.05 stellende, vergrotende trap, overtreffende trap.

opdracht 6.04 . 100

zinnen bij de plaatjes zoeken

tener que + heel werkwoord = moeten

ir a = gaan

tiene que bajar = uitstappen

tiene que cambiar = overstappen

va a pie = hij/ zij gaat te voet

tiene que subir = instappen

tiene que tomar = nemen

p.100 6.04 oplossingen

1. Primero tiene que subir al autobus, la linea 14, en dirección a Oporto.

2. En la avenida de Oporto tiene que bajar de autobus.

3. Luego tiene que tomar el metro, la linea 5, en dirección a Alameda de Osuna.

4. En la parada Acacias tiene que cambiar a la linea 3, en dirrección a Moncloa.

5. Tiene que bajar del metro en la parada Sol, son dos paradas.

6. Va a pie unos diez minutos.

¿Qué significa? p. 101 a

nemen: tomar

in de richting van: en dirección a

instappen: subir

uitstappen: bajar

overstappen: cambiar

de halte: la parada

p. 101 Je krijgt bezoek uit Spanje en je gaat ze per mail vertellen hoe ze vanaf Schiphol naar jouw huis kunnen komen met het openbaar vervoer.

Gebruik de woorden:                                     tener que + heel werkwoord = moeten

tomar

cambiar

comprar un billete para el tren

bajar/ subir

en dirección a

dejar = laten; bajar = uitstappen; subir = instappen; evitar = voorkomen; retraso = vertraging

6.06 trappen van vergelijking

STELLENDE TRAP

Juan is net zo groot als Lisa. 

VERGROTENDE TRAP

Elena is groter dan Miguel. 

OVERTREFFENDE TRAP

Alejandro is de grootste. 

                                                                                                                (p.104)

minder groot, groter, grootste

Groningen es  menos grande  que  Amsterdam. 

Amsterdam es  más grande  que Groningen. 

Amsterdam es  la  ciudad  más grande. 

link naar video met uitleg op volgende dia

maken p. 105 b

• 1. Nederland heeft minder toeristen dan Spanje.
• 2. Het hotel Zon en Zee is goedkoper dan het hotel Carlos Quinto.
• 3. Madrid is de grootste stad van Spanje.
• 4. Het Prado museum is het grootste museum van Madrid.
• 5. Lloret de Mar is even toeristisch als Benidorm.

p. 105 c

c.

• El autobús B es más grande que el autobús A
  
• Los autobuses A y C son menos grandes que el autobús B
  
• El autobús A es tan grande como el autobús C
  
• El autobús B es el más grande
  

p. 105d

d.

• 1 La Alhambra es más grande que La Sagrada Familia.
  
• 2 La excursión 2 es menos cara que la excursión 3.
  
• 3 El hotel Picasso es tan bonito como el hotel Sierra Nevada.
  
• 4 El hotel San Antonio es el más bonito.
  

lezen p. 102 6.05 a.b.c. (deberes)

Vamos ==> ir , nosotros

¿días de la semana?

¿estaciones del año?

vocabulario texto 6.05 p. 102

descubrir = ontdekken

un recorrido = rondreis

punto de partida = vertrekpunt

punto de llegada = aankomstpunt

deberes: luisteroefening

6.09 p. 111 a.b.c. p. 109 t/m 113

luisteren en maken