2.3 Koopkracht (VWO 3)

2.3 Koopkracht 
LV3e
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

2.3 Koopkracht 
LV3e

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Terugblik paragaaf 1.4
- Paragaaf 2.3
- Aan de slag! 
- Terugblik en afsluiting 

Slide 2 - Diapositive

Staafdiagram
- Waar geven jongens meer geld aan uit dan meisjes?

Slide 3 - Diapositive

Ik krijg 200 euro kleedgeld per maand. Hoeveel krijg ik dan per week?

Slide 4 - Question ouverte

V3e had 25 leerlingen in de klas. Nu zitten er 30 leerlingen in deze groep. Met hoeveel procent is het aantal leerlingen in V3e gestegen?

Slide 5 - Question ouverte

Bij Pluto kost een scherm 399 euro. Bij Slank kost hetzelfde scherm 380 euro. Hoeveel procent is het scherm bij Slank goedkoper dan bij Pluto?

Slide 6 - Question ouverte

Je beltegoed is 5 euro. Bellen kost 0,05 cent per minuut. Sms'en kost 0,02 cent per bericht. Wat is de formule die bij deze budgetlijn hoort?

Slide 7 - Question ouverte

Als je een uurtje aan het bellen bent, hoeveel sms'jes kun je dan nog sturen? Gebruik de formule uit de vorige dia.

Slide 8 - Question ouverte

Huiswerk bespreken! 
  • ga aan de slag met de opdrachten van 1.4:
  • horend bij leerdoel 1!
  • 3 en 4 horend bij leerdoel 2!
  • horend bij leerdoel 3!
  • 6 horend bij leerdoel 4!

Heb je vragen of ben je eerder klaar? Steek je vinger op. 

Slide 9 - Diapositive

Leerdoelen paragaaf 2.3 
-  De soorten inflatie uitleggen en onderscheiden
- Invloed van inflatie op de koopkracht beschrijven
- Rekenen met indexcijfers
- De koopkracht, inkomens en prijzen berekenen met indexcijfers

Slide 10 - Diapositive

Hoe merken jullie dat prijzen stijgen van goederen en diensten die jullie willen kopen?

Slide 11 - Carte mentale

Inflatie
- Gemiddelde prijsstijging van producten en diensten
- Kosteninflatie 
- bestedingsinflatie 
- CBS (site bekijken)
- Inflatiecijfer geeft prijzen weer ten opzichte van jaar eerder

Slide 12 - Diapositive

Inflatie en effect op koopkracht 
- Koopkracht (Hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen)
- Inkomen en prijzen
- Koopkrachtontwikkeling 
- Leeftijd en behoefte 

Slide 13 - Diapositive

Wat gebeurt er met je koopkracht als de prijzen harder stijgen als je inkomen?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Vidéo

Het gemiddelde prijspeil is in 2014 €20,11 euro. Dit is tevens het basisjaar. In 2016 is het gemiddelde prijspeil €23,06 euro. Wat is het prijsindexcijfer in 2016?

Slide 16 - Question ouverte

Wat gebeurt er met onze koopkracht?
- Nominaal inkomen = Geldbedrag dat je krijg.  (Nominaal indexcijfer)
- Inflatie = Algemene stijging van de prijzen.       (Prijs indexcijfer)
- Reële inkomen = Koopkracht, wat laat zien hoeveel je nominaal kunt kopen gecorrigeerd door de inflatie.                                     (Reële indexcijfer)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Het nominale inkomen stijgt in 2022 met 1,9%. De inflatie is in dat jaar 0,3%. Wat is het reële inkomen?

Slide 19 - Question ouverte

Huiswerk maken! 
  • ga aan de slag met de opdrachten van 2.3:
  • 21 en 23 horend bij leerdoel 1!
  • 25 en 26 horend bij leerdoel 2!
  • 28 en 29 horend bij leerdoel 3!
  • 30,31 en 32 horend bij leerdoel 4!

Heb je vragen of ben je eerder klaar? Steek je vinger op. 

Slide 20 - Diapositive

Herhaling H1: 'Bekijk alle leerdoelen uit paragaaf 1.1 T/M paragaaf 1.4'. Met welke doelen heb je de meeste moeite? Schrijf dit even op een briefje en vouw het dicht. Vervolgens krijgen jullie op basis hiervan een individuele vervolg opdracht. (Optioneel)

Slide 21 - Carte mentale

Leerdoelen paragaaf 2.3 
-  De soorten inflatie uitleggen en onderscheiden
- Invloed van inflatie op de koopkracht beschrijven
- Rekenen met indexcijfers
- De koopkracht, inkomens en prijzen berekenen met indexcijfers

Slide 22 - Diapositive

Terugblik en afsluiting
  • Terugblik paragaaf 1.4
  • Paragaaf 2.3
  • Volgende les! 
  • Vragen? Opmerkingen? 

Slide 23 - Diapositive