H8 financiële zelfredzaamheid

Financiële zelfredzaamheid
1 / 40
suivant
Slide 1: Carte mentale
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Financiële zelfredzaamheid

Slide 1 - Carte mentale

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

welke levensfase lijkt je het leukst, zover je dat nu kan beoordelen?
A
kindfase
B
tienerfase
C
volwassenfase
D
gepensioneerd

Slide 4 - Quiz

Vertel eens..
Vertel (om de beurt) aan je buurman/ buurvrouw welke fase je gekozen hebt en bespreek het volgende;

- waarom lijkt je deze fase het leukst?
- welke voordelen heeft deze levensfase?
- welke nadelen zijn er?
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Wat zelf te regelen als je 18 wordt..
  • DigiD aanvragen (zodat je bij alle overheidsdiensten kan)
  • een eigen bank- en spaarrekening hebben
  • een eigen zorgverzekering regelen
  • zorgtoeslag aanvragen (met je DigiD)
  • aansprakelijkheidsverzekering regelen
    en ga je op jezelf wonen?
  • inboedelverzekering regelen (als je op kamer gaat)

Slide 6 - Diapositive

Financiële zelfredzaamheid?
Even wat feitjes op een rij..
  • 83% van de Nederlanders spaart (17% dus niet)
  • circa 6% van de huishoudens leeft in armoede
  • 2,8% is miljonair (mede door huizenbezit)
  • het modale inkomen is € 36.000 bruto per jaar
  • dat is ongeveer € 2400 netto per maand
  • 1,5 vd 8 miljoen huishoudens een negatief vermogen (schulden)
  • 1,2 vd 8 miljoen huishoudens minder dan 5000 euro spaargeld
15% van de Nederlanders heeft te weinig kennis om financieel verstandige beslissingen te maken!

Slide 7 - Diapositive


Slide 8 - Question ouverte

Vrouwen economisch zelfstandig?
  • circa 65% kan financieel zelfstandig op eigen benen staat
  • ruim 80% van de mannen is economisch zelfstandig

  • meer vrouwen zijn (meer uren) gaan werken; de arbeidsparticipatie neemt vooral toe door o.a. goede kinderopvang en parttime werk
  • de zorg voor kinderen en huishouden wordt meer verdeeld
    met de vader/ man thuis

tot 1958 kreeg de vrouw op de dag van haar huwelijk ontslag van haar baas; 
dat was de wet toentertijd; vrouwen bestierden het huishouden en zorgden voor de kinderen

Slide 9 - Diapositive

Wanneer uit huis, eerste kind, trouwen, met pensioen, overlijden

Slide 10 - Diapositive

Levenssituatie keuzes
  • studeren of gelijk gaan werken? (studielening)
  •  samenwonen; kopen of huren? (hypotheek)
  • kinderen: dus minder werken, hogere uitgaven?
  • scheiden, verhuizen?
  • (vroeger) met pensioen of doorwerken?
  • overlijden, erven, is alles goed geregeld?

Slide 11 - Diapositive

welk beroep zou je later willen uitoefenen?
noem er 1 of 2.

Slide 12 - Question ouverte

wat vind jij het meest belangrijke in jouw toekomstige beroep?
A
hoogte van het salaris
B
het samenwerken met doelgroep (kinderen/ patiënten/ collega's)
C
de status/ het aanzien
D
nuttig zijn voor de samenleving

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Lien

Slide 15 - Vidéo

Kortom..
Zoek vooral een baan die bij je past, waar je lang en gelukkig voor wilt werken. Staar je niet blind op salaris, want je hebt circa 40 jaar, 5 dagen per week (=9600 werkdagen) te werken... 
een te zware baan met hoog salaris is dan een uitdaging!

https://www.jobpersonality.com/beroepskeuzetest





Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Aan de slag
Maken opgave 8.1 t/m 8.4

Slide 18 - Diapositive

Verzekeren
Om grote financiële risico's op te vangen VERZEKEREN mensen zich. 

Het idee: elke maand betaal je een x bedrag aan premie, en ALS er dan wat gebeurt, krijg je de geleden schade uitbetaald. 

Deels zijn verzekeringen verplicht (= collectieve verzekeringen)
 deels mag je het zelf bepalen (= particuliere verzekeringen)

Slide 19 - Diapositive

Wat voor heftige (en financieel nadelige) gebeurtenis kan je bedenken, waarvoor je je zou willen verzekeren?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Vidéo

welke soort verzekeringen ken je al?

Slide 22 - Carte mentale

Particuliere verzekeringen
sluit je zelf af bij een bank of verzekeraar

betaal je maandelijks premie voor 

zijn vrijwillig+ dekken persoonlijke risico's 
van voornamelijk bezit 


bijvoorbeeld: inboedelverzekering, fietsverzekering, reisverzekering, overlijdensrisicoverzekering, aansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandverzekering, autoverzekering, uitvaartverzekering, enz enz

Slide 23 - Diapositive

Collectieve verzekeringen
worden geregeld door de overheid

betaal je meestal via je inkomstenbelasting

zijn verplicht; iedereen doet mee+ dekken risico's van verschillende levensgebeurtenissen

Bijvoorbeeld: volksverzekeringen als AOW, Wlz, Wajong, kinderbijslag, basis zorgverzekering, bijstand, en werknemersverzekeringen zoals de werkloosheidswet, ziektewet, WIA (arbeidsongeschiktheid),

Slide 24 - Diapositive

Zorgverzekering
In Nederland is de BASIS zorgverzekering verplicht; iedereen moet zich verzekeren+ de verzekeraars moeten je accepteren als klant (jong of oud, gezond of ziek)

De AANVULLENDE zorgverzekering is particulier (vrijwillig dus);
bijv. je tandartsverzekering, extra fysiobehandelingen, etc.

Slide 25 - Diapositive

Goede en slechte risico's 
Goede risico's zijn verzekerde klanten die weinig risico lopen op schade: ze betalen meer premie dan dat ze 'claimen' (laten uitkeren vanwege geleden schade)

Slechte risico's lopen veel risico op schade; ze ontvangen meer geld van de verzekeraar voor hun schade dan dat ze aan premie betalen; dure klanten dus

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Problemen in de verzekeringswereld
AVERECHTSE SELECTIE: goede risico's haken af (want geclaimde schade < premie) en slechte risico's blijven over (dure klanten want schade > premie)

OPLOSSING? - premiedifferentiatie
- eigen risico
- maximum claimbedrag

Slide 28 - Diapositive

Problemen in de verzekeringswereld
MOREEL WANGEDRAG: verzekerden gaan grotere risico's nemen, omdat ze toch verzekerd zijn

OPLOSSING? - premiedifferentiatie
- eigen risico
- maximum claimbedrag

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag
Maken 8.5 t/m 8.12

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Voordeel huren
– niet lenen(geen risico), maar gewoon vaste maandelijkse lasten.
– geen zorgen over onderhoud, dat is een taak voor de verhuurder.
– vrijheid, opzeggen en wegwezen.
– huurstijging van de huur is beperkt.
– mogelijkheid van huursubsidie.
– wettelijke huurbescherming.
– steeds meer keuze in huurvormen.

Slide 32 - Diapositive

Nadeel huren
– moderniseren van de woning loont niet. Vaak moet de woning bij vertrek weer in de oorspronkelijke staat opgeleverd worden.

– weinig keuze en mogelijk lange wachttijden.

– huur wordt in de toekomst misschien afhankelijk gemaakt van het inkomen (heeft betrekking op de sociale woningbouw).

Slide 33 - Diapositive

Voordeel kopen
– met een eigen huis doe je wat je wil, jij bent de baas.

– mogelijke waardestijging. Crisis of niet, een huis is een belegging voor de lange termijn.

– meer keuze, geen wachtlijsten voor een goede woning.

– je profiteert van de hypotheekrenteaftrek. en de nationale hypotheekgarantie.

Slide 34 - Diapositive

Nadeel kopen
– het kopen van een huis kost veel geld, zoals overdrachtsbelasting.

– mogelijkheid van waardedaling. Als de markt tegenzit, kan het verkopen van een huis lang duren.

– het onderhoud is voor jou.

– woonlasten kunnen variëren door wijziging rente en onzekerheid over hypotheekrenteaftrek.

Slide 35 - Diapositive

Aan de slag
Maken opgave 8.13 t/m 8.16

Slide 36 - Diapositive

Erven 
Een erfenis betreft alle schulden en bezittingen die een overledene achterlaat. 

Geen testament? Dan bepaalt het erfrecht welke nabestaanden welk deel krijgt.

Als de overlevende partner nog in het huis mag blijven wonen, noemen we dat vruchtgebruik. De andere erfgenamen krijgen de erfenis pas na het overlijden van de overlevende partner. 

Slide 37 - Diapositive

Aan de slag
Maken opgave 8.17 t/m 8.20
VWO: bouwsteen 8.1 + 8.2

Slide 38 - Diapositive

Fijne zomervakantie!

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Lien