Theorie H1 t/m H4

M&D 
Week 6
Maandag 05-02-2024
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

M&D 
Week 6
Maandag 05-02-2024

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen:
* Digiboek activeren
* Theorie herhalen H1 t/m H4
* Vragen maken die je niet snapte

Slide 2 - Diapositive

Digiboek activeren
Je gaat naar https://www.digiplein.com
Je maakt een nieuw account met je schoolmail
Je gaat dan inloggen met deze gegevens
Gebruik de code j9w1z als klascode
Je gaat dan naar licenties toevoegen 
Achterkant van je boek staat de licentiecode

Slide 3 - Diapositive

Waar staat mode en design voor?

Slide 4 - Question ouverte

Mode en design staat voor:
Mode is het tegelijkertijd leuk vinden van een stijl in kleding of inrichting door een grote groep mensen.

Design is het ontwerpen en vormgeven van producten.

Slide 5 - Diapositive

Een behoefte is iets nodig hebben of wensen.

Er zijn basisbehoeften (onderdak), behoefte aan vrienden/warmte en gezondheid, behoefte aan luxe zaken.

Slide 6 - Diapositive

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Verzamelen van kennis en onderzoek doen

Het formuleren van een eisenpakket

Uitwerkingen bedenken

Ontwerpvoorstel schrijven

Prototype maken

Ontwerp testen en bijstellen

Product realiseren

Product testen en evalueren

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

Mag je tussentijds in het stappen plan een stap terug doen?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Welke
Inspiratiebronnen
weet je?

Slide 10 - Carte mentale

Inspiratiebronnen:
Inspiratiebronnen zijn bijvoorbeeld:
Situaties
Mensen
Spullen

Slide 11 - Diapositive

Met welke techniek kan je ideeën voor vraagstukken bedenken?
A
Theorie lezen
B
Vragen beantwoorden
C
Brainstormsessie

Slide 12 - Quiz

Grondstof - halffabricaat - eindproduct
Begin mariaal die je gebruikt is een grondstof, veel grondstoffen komen uit de natuur.  Halffabricaat zijn grondstoffen die al bewerkt zijn maar nog geen eindproduct zijn.


Slide 13 - Diapositive

Grondstof
Halffabricaat
Eindproduct

Slide 14 - Question de remorquage

Soorten materialen H2
- Hout
- Kunststof
- Textiel


Slide 15 - Diapositive

Hout

Hout wordt in twee groepen verdeeld:

* Naaldhout dit komt van bomen met naalden (vuren, grenen en pine)
* Loofhout dit komt van bomen met bladeren (eiken, beuken en essen)

Verschilt in kwaliteit wat betreft:
* Kleur
* Hardheid
* Weerbestendigheid




Hout dat langzaam groeit 
met vaste
harde structuur = hardhout

Slide 16 - Diapositive

Hout 2

Hout is ook onder te verdelen in:
Massiefhout (uit boomstammen)
Plaatmateriaal (spaanplaat, MDF of multiplex)

Spaanplaat = samengedrukte en gelijmde houtsplinters



MDF = samengeperst houtpoeder verlijmd tot plaat

Multiplex = constructieplaten uit meerdere lagen hout
(geschikt voor meubels en wordt vaak afgewerkt met fineer)







Slide 17 - Diapositive

Massief hout
Spaanplaat
MDF

Slide 18 - Question de remorquage

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Welk soort kunststof zien we hier?
A
Thermoplast
B
Thermoharders
C
Synthetische rubber

Slide 21 - Quiz

Welk soort kunststof zien we hier?
A
Thermoplast
B
Thermoharders
C
Synthetische rubber

Slide 22 - Quiz

Welk soort kunststof zien we hier?
A
Thermoplast
B
Thermoharders
C
Synthetische rubber

Slide 23 - Quiz

Textiel
Is een verzamelnaam voor garen, draden en lappen stof.
De grondstoffen van textiel kunnen afkomstig zijn van:

De haren van dieren
De vezels van planten
Kunstmatige vezels


Slide 24 - Diapositive

Dierlijke basismaterialen
- Wol
Kriebelt , Kan snel krimpen bij verkeerd wassen kan dan ook dikker of stugger worden.
Vollen is opzettelijk krimpen van wollen stoffen.

- Zijde
Glanst mooi en is zacht , erg kwetsbaar kan niet met elk wasmiddel worden gewassen en is erg duur 


Slide 25 - Diapositive

Plantaardige basismaterialen

* Katoen : Meest gebruikte materiaal, Goedkoop en sterk. Voelt koel aan. Kan gemakkelijk gewassen worden.

* Linnen: Duur omdat de vlasplant veel bewerkingen door moet gaat voordat de vezels bruikbaar zijn.  Sterk en neemt snel vocht op maar kreukt snel

Overige plantaardige grondstoffen
Bananenblad, hennepplant, bamboe



Slide 26 - Diapositive

Kunstmatige basismaterialen

Slide 27 - Diapositive

Synthetische matrialen
Synthetisch = kunstmatig
Kunnen statisch worden
Goedkoper
Meestal heel licht
Zijn door warmte hervormbaar 
Zijn niet afbreekbaar
Polyester , Polyacryl
Polyurethaan, Acetaat
Polyamide zijn synthetische stoffen

Slide 28 - Diapositive

Dierlijk
Plantaardig
Kunstmatig
Kan kriebelen
Kan niet worden gewassen met gewone wasmiddel
Moet veel bewerking doorgaan voordat het kan worden gebruikt
Neemt nauwelijks vocht op
Is goedkoop
Is duur

Slide 29 - Question de remorquage

Blends

Slide 30 - Diapositive

Als er op de etiket 50% katoen en 50% linnen staat wat betekend dit dan?

Slide 31 - Question ouverte

Het maken van textiele stoffen H3

Drie manieren om stoffen te maken:
Stoffen weven = Vlechten van draden boven en onder elkaar.
Stoffen breien = Werkwijze om van 1 lange draad een elastische breisel te maken met behulp van 2 of meer lange naalden zonder ogen.
Non-woven = zijn losse vezels die door warmte of druk aan elkaar zijn geplakt.

Slide 32 - Diapositive

Weven
Draden gaan over en onder elkaar door. De manier waarop noem je binding.


2 belangrijke bindingen zijn:

Platbinding
De draden gaan 1 op en 1 neer

Keperbinding
De draden gaan 1 op 2 neer. Er ontstaat een
schuine lijn op de stof.



Slide 33 - Diapositive

Platbinding
Keperbinding

Slide 34 - Question de remorquage

Breisels
Door lussen te maken met 1 draad ontstaat er een weefsel.
Voordeel = Rekbare stof en sneller dus goedkoper 
Je kunt breien met:
Naalden                                  Punnikklos                         Vingers

Slide 35 - Diapositive

Welke breisel zie je op de foto?
A
Heavy knits grof gebreid
B
Jersey of tricot fijn gebreide machinale weefsel

Slide 36 - Quiz

Welke breisel zie je op de foto?
A
Heavy knits grof gebreid
B
Jersey of tricot fijn gebreide machinale weefsel

Slide 37 - Quiz

Welke manier van textiel maken zie je hiernaast?
A
Weven
B
Breisel
C
Non-Woven

Slide 38 - Quiz

Vul de ontbrekende woorden in:
Structuur kan je ..............
Textuur kan je ..............

Slide 39 - Question ouverte

Dit is ?
A
structuur
B
textuur

Slide 40 - Quiz

Dit is ?
A
structuur
B
textuur

Slide 41 - Quiz

Decoratietechnieken

Decoreren = het versieren van een product
Doel = mooier maken en zorgen dat het er beter bij past
Vier manieren:



Slide 42 - Diapositive

Verftechniek
Plaktechniek
Borduurtechniek
Houttechniek

Slide 43 - Question de remorquage

Plaatsing van een decoratie

We kennen 3 soorten dessin
- Centraal dessin - Randdessin - All-over dessin
  








Herhaling: het gebruiken van dezelfde vorm
Ritme: het herhalen van dezelfde vorm op dezelfde manier
Rapport: de kleinst mogelijk afbeelding met alle vormen die steeds worden herhaalt.

Slide 44 - Diapositive

Centraal
All - over
Rand

Slide 45 - Question de remorquage

Vormgeving H4
Tweedimensionale vorm

Twee- dimensionaal:
platte vorm
 
Driedimensionale vorm

Drie- dimensionaal:
vorm waar je omheen kunt

Slide 46 - Diapositive

Organische vormen

Vorm gebaseerd op vormen uit de natuur.

Geometrische vormen

Vorm bestaat uit rechte lijnen, gemaakt door de mens.

Slide 47 - Diapositive

Dit zou een ........
vorm kunnen zijn
A
open
B
gesloten

Slide 48 - Quiz

Dit zou een ........
vorm kunnen zijn
A
open
B
gesloten

Slide 49 - Quiz

Kledingmodellen


Kledingmodellen worden gemaakt door mouleren of met 
behulp van een patroon.

Mouleren: vanuit een lap stof een kledingstuk 
maken op een pop of model.

Patroon: een uitslag van papier om een 
kledingstuk te kunnen maken.



Slide 50 - Diapositive

Modellen van verschillende kledingstukken

Modellen voor het bovenlichaam
Broeken
Rokken en Jurken
Jassen en overkleding

Details zijn kleine onderdelen binnen een model die
kunnen veranderen, bijv:
Zakken
Sluitingen
Kragen
Halslijnen


Slide 51 - Diapositive

Dit was ook alweer?
A
Patroonontwerpen
B
Mouleren

Slide 52 - Quiz

Welk vormsoort is dit?
A
Organische vorm
B
Geometrische vorm

Slide 53 - Quiz

Was het zo duidelijk genoeg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 54 - Sondage