Woordjes Kapitel 4 + 5 CP2 26 (2VWO)

Vertaal: köstlich
A
kostbaar
B
kostelijk
C
heerlijk
D
kostenloos
1 / 30
suivant
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Vertaal: köstlich
A
kostbaar
B
kostelijk
C
heerlijk
D
kostenloos

Slide 1 - Quiz

Vertaal: der Müll
A
de mol
B
de molen
C
het afval
D
het middel

Slide 2 - Quiz

Vertaal: damals
A
drama
B
nogmaals
C
toen
D
lama's

Slide 3 - Quiz

Vertaal: de gehaktbal
A
Das Hackbällchen
B
die Bulette
C
die Krokette
D
die Frikadelle

Slide 4 - Quiz

Vertaal:
de groente

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal: de ham
A
der Hamm
B
der Jambon
C
der Schinken
D
der Schnitten

Slide 6 - Quiz

Vertaal:
spelletjes op de telefoon spelen

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal:
luieren

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal:
reichen

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal:
ouderwets

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal:
gezellig, knus

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal:
drummen

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal: taub
A
duif
B
druif
C
doof
D
taupe

Slide 13 - Quiz

Vertaal: klappen
A
klappen
B
kleppen
C
lukken
D
klippen

Slide 14 - Quiz

Vertaal: schlimm
A
slijm
B
slim
C
sloom
D
erg

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
laag

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal:
de peper

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal:
de vork

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal:
de azijn

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal:
die Erdnussbutter

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal: der Kuchen
A
de keuken
B
het kuchen
C
het koekje
D
het gebak

Slide 21 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Bitte schließe _____ die Tür!
A
gemütlich
B
sofort
C
sonst
D
jedoch

Slide 22 - Quiz

Vul het juiste woord in:
______ kann sauer werden.
A
die Pflanze
B
das Obst
C
der Keks
D
die Milch

Slide 23 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Das ist Abfall. Bringst du bitte _____ raus?
A
die Milch
B
die Zutaten
C
die Torte
D
den Müll

Slide 24 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Selten ist das Gegenteil von _______
A
nie
B
meistens
C
tatsächlich
D
vor allem

Slide 25 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Der Vater erzählt dem Kind eine ________.
A
Stimme
B
Kartoffel
C
Geschichte
D
Anzeige

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Lecker! Diese Pfannkuchen schmecken __________!
A
gemütlich
B
köstlich
C
schmutzig
D
schlimm

Slide 27 - Quiz

Vertaal:
nieuw

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal:
met vrienden afspreken

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal:
licht

Slide 30 - Question ouverte