Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Jill
Rawan
Lorena
Isa
Liaan
Joanna
Lisa
Gabriella
Lora
Ecrin
Yousif
Nikki
Yanisha
Djaira
Maya
Dilayla
Sijeran
Rebecca
Guusje
Elisa
DOCENT ACHTER
Slide 1 - Diapositive
Welkom!
Geen jassen, geen telefoons. Niet eten/drinken.
Op tafel: Laptop - dicht!
timer
5:00
Slide 2 - Diapositive
Vandaag:
Instructie
Zelfstandig werken
Evaluatie
Slide 3 - Diapositive
Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik een zakelijke e-mail schrijven
Slide 4 - Diapositive
Instructie
Voor berichten aan bedrijven, organisaties of mensen die je niet (goed) kent, schrijf je een zakelijke brief of een zakelijke e-mail. In beide teksten gebruik je beleefde taal. Een zakelijke brief heeft een andere vorm dan een zakelijke e-mail.
Slide 5 - Diapositive
Instructie
Zo schrijf je de tekst van een zakelijke brief of zakelijke e-mail:
Zet achter Onderwerp , kort en duidelijk waarover je bericht gaat.
indeling – Gebruik een witregel na de aanhef en voor je groet. Verdeel je tekst duidelijk in alinea’s. Gebruik hiervoor ook witregels.
Slide 6 - Diapositive
Instructie
aanhef – Gebruik altijd een beleefde aanhef, zoals Geachte heer of mevrouw,.
inleiding – Noem de aanleiding voor je bericht. Vertel waarom je schrijft en vertel als dat nodig is, ook wie je bent.
middenstuk – Stel hier je vragen of geef meer informatie. Als je een bijlage meestuurt, noem die dan ook in je tekst. Het middenstuk kan 1 of meer alinea's bevatten.
Slide 7 - Diapositive
Instructie
slot – Spreek een wens of verwachting uit, bijvoorbeeld: Alvast bedankt voor uw reactie.
groet – Sluit af met een beleefde groet. Schrijf je namens een groep, dan zet je dat eronder. Zet daaronder je voor- en achternaam. Bijvoorbeeld:
Met vriendelijke groet,
namens klas 4C
Dennis de Groot
Controleer je brief of e-mail op spel- en taalfouten.
Slide 8 - Diapositive
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Lien
Toepassen
Om te oefenen, maken jullie de opdrachten die horen bij Nieuw Nederlands, hoofdstuk 1, schrijven. Je begint bij de startopdracht en maakt zo alle opdrachten af.