Lesson 4 Have got and reading

Goal:

Weten hoe je in het Engels zegt dat je iets hebt ( of niet hebt)
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Goal:

Weten hoe je in het Engels zegt dat je iets hebt ( of niet hebt)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Vragen met to have got

Liz has got a bunk bed.
Has Liz got a bunk bed?

You have got a swimming pool Have you got a swimming pool 

Wat valt je op?


Vragen met 'hebben'

Liz heefteen stapelbed 
Heeft Liz een stapelbed? 

Jullie hebben een zwembad
Hebben jullie  een zwembad? 

Wat valt je op?

Slide 3 - Diapositive

To have (got)

Have you got a big house?

We have got a swimming pool .

 She has got her own room.

 I haven't  got a dog .
Hebben 

Hebben jullie een groot huis?

Wij hebben een zwembad

Zij heeft haar eigen kamer

Ik heb geen hond

Slide 4 - Diapositive

Have got of Has got 
Vraagzinnen met have got maak je door have of has vooraan in de zin te zetten. Het woordje got  verandert niet van plaats.

Bij I, you, we en they gebruik je have got.
Bij he, she en it gebruik je has got.

Shit-regel 3e persoon enkelvoud

Slide 5 - Diapositive

Voor de gevorderden
Je kunt ook vragen maken met alleen have of has, dus zonder got. Je gebruikt dan een vorm van to do.

Bij I, you, we en they begin je met do.
Bij he, she en it begin je met does.

Do wordt does bij 3e persoon enkelvoud  

Slide 6 - Diapositive

Have got of alleen have 
- She has her own bathroom.
   Does she have her own bathroom.

- We have a big kitchen.
   Do we have a big kitchen.

Slide 7 - Diapositive

Your turn
Vertaal de volgende nederlandse zinnen naar het Engels.

Gebruik  HAVE GOT of HAS GOT 

Let op de woord volgorde bij de vragende vorm
Bij de  ontkennende vorm mag je kiezen: korte of lange vorm

Slide 8 - Diapositive

Ik heb een fiets

Slide 9 - Question ouverte

Ik heb geen auto

Slide 10 - Question ouverte

Hebben zij een auto?

Slide 11 - Question ouverte

Heeft hij een fiets?

Slide 12 - Question ouverte

In your book- page 63 / 64
Exercises  3 ,4,5  together 
Exercises 6 , 7, 8 on your own 

Slide 13 - Diapositive