Herhaling H6 - les 2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Herhaling H6

Lesplanning

1. Vragen/ wensen
2. Korte herhaling §6.4
3. Zelfstandig voorbereiden toets
   
4. Klassikale oefentoets

Vragen/wensen voor deze les.

De meterkast

- lekstroom

- overbelasting

- kortsluiting

Zekeringen

De zekering schakelt de stroom uit wanneer deze te hoog wordt door overbelasting of kortsluiting.

kWh-meter

De energiemeter of kWh-meter meet het energieverbruik.

Groep

Een aantal stopcontacten en lichtpunten zit samen op één groep. Vanuit de meterkast loopt een aparte leiding voor elke groep.

Aardlekschakelaar

De aardlekschakelaar schakelt de stroom uit bij lekstroom.

Hoofdkabel

Kortsluiting of overbelasting?

1. Kortsluiting
2. Overbelasting

Als meerdere apparaten op één stopcontact aangesloten worden, dan wordt de stroomsterkte door elk apparaat kleiner.

1. waar
2. niet waar

Er is een zekering doorgeslagen, wat is een mogelijke oorzaak?

1. overbelasting
2. De buurman zit aan de aardleiding
3. kapotte lamp
4. de nul draad is kapot

Bij kortsluiting wordt de stroom afgesloten door:

1. door de energie maatschappij
2. zekering
3. aardlekschakelaar
4. aarderail

De maximale stroomsterkte in een groep van een huisinstallatie is:

1. 10 A
2. 16 A
3. 25 A
4. 36 A

Door een verdeling in groepen kun je meer elektrische apparaten aansluiten.

1. waar
2. niet waar

Oefentoets maken

1. Oefentoets in je (digitale) boek 
   
2. Voorbereiden toets
   samenvatten H6
   opgaven nogmaals maken

Je zet de schakelaar een minuut of 10 in de gesloten stand. Leg uit dat de batterij dan leeg loopt.

Waar / niet waar
Een schakelaar moet je in de aanvoerdraad plaatsen; in de afvoerdraad werkt hij niet.

1. Waar
2. Niet waar

Waar / niet waar
Randaarde is alleen nodig bij apparaten met een metalen buitenkant.

1. Waar
2. Niet waar

Waar / niet waar
Stoffen die elektrische stroom gemakkelijk doorlaten noem je een isolator.

1. Waar
2. Niet waar

Waar / niet waar
Als je de wasmachine aanzet, wordt de stroomsterkte door de TV kleiner.

1. Waar
2. Niet waar

Dit is een...

1. serieschakeling
2. parallelschakeling

0,35 mA = ... A

Drie verschillende lampen worden parallel aangesloten op een wisselspanning van 230 volt.
Door lamp 1 gaat een stroomsterkte van 120 mA; door lamp 2 gaat een stroomsterkte van 230 mA. De spanningsbron levert een stroom van 0,550 A.
Hoe groot is de stroomsterkte door lamp 3?

1. 120 mA
2. 200 mA
3. 350 mA
4. 550 mA

Drie verschillende lampen worden parallel aangesloten op een wisselspanning van 230 volt.
Door lamp 1 gaat een stroomsterkte van 120 mA; door lamp 2 gaat een stroomsterkte van 230 mA. De spanningsbron levert een stroom van 0,550 A.
Lamp 2 gaat kapot. Hoe groot is de stroomsterkte die de bron dan levert?