Nieuwsbegrip_week_wolven

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive



We lezen gezamenlijk de tekst! 
Opdracht 2  maken we samen
opdracht 1 en 3 maak je zelf

Slide 2 - Diapositive

Sinds de wolf terug is in Nederland, zorgt hij steeds vaker voor overlast. Vind jij dat de wolf in Nederland thuishoort?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Lien


We gaan nu samen wat vragen beantwoorden over de tekst...

Slide 5 - Diapositive

Lees het stukje met het kopje Gevestigd nog eens. Wat blijkt uit dit stukje?
A
Alle wolven die nu in Nederland zijn, zijn op zoek naar een eigen leefgebied en een partner.
B
Alle wolven die nu in Nederland zijn, hebben een partner en wolvenpups.
C
Na ruim honderdvijftig jaar heeft de wolf een nieuw leefgebied gevonden in Nederland.
D
Na ruim honderdvijftig jaar is de wolf weer terug in zijn vroegere leefgebied.

Slide 6 - Quiz

In r. 19-20 staat: En hij kan het ook gemunt hebben op schapen of geiten. Wat betekent het gemunt hebben op?
A
geen aandacht besteden aan.
B
genoegen nemen met
C
steun geven aan
D
te pakken willen nemen

Slide 7 - Quiz

Uit welk stukje blijkt het duidelijkst dat wolven steeds vaker voor overlast zorgen?
A
Uit het stukje met het kopje Gevestigd.
B
Uit het stukje met het kopje Roofdieren.
C
Uit het stukje met het kopje Beschermd.
D
Uit het stukje met het kopje Enquête.

Slide 8 - Quiz

In r. 27 staat: ‘Maar de wolf blijft toch toeslaan,’ zegt Koeling. Wat is toeslaan?
A
je goed verstoppen
B
je werk doen
C
jezelf verdedigen
D
slachtoffers maken

Slide 9 - Quiz

Zin 1: Schapenhouders kunnen niet veel doen tegen aanvallen van wolven.
Zin 2: De wolf is een beschermd dier. Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?
A
Zin 1 is de reden van zin 2.
B
Zin 2 is de oorzaak van zin 1.
C
Zin 1 vormt een tegenstelling met zin 2.
D
Zin 2 is een gevolg van zin 1.

Slide 10 - Quiz

Lees r. 31-33. Hier staat: Platvorm Wolven in Nederland erkent het probleem van de schapenhouders. Wat kun je afleiden over Platform Wolven in Nederland?
A
Dit platform adviseert schapenhouders in Nederland.
B
Dit platform beschermt wolven in Nederland.
C
Dit platform neemt enquêtes af over wolven.
D
Dit platform strijdt tegen wolven in Nederland.

Slide 11 - Quiz

Lees r. 36-37. Welke zin zou het beste passen vóór de zin Dit blijkt.. meededen?
A
Ruim een kwart van de Nederlanders houdt niet van wolven.
B
Ruim een kwart van de Nederlanders vindt dat de wolf in een dierentuin hoort.
C
Ruim een kwart van de Nederlanders vindt dat de wolf verjaagd moet worden.
D
Ruim een kwart van de Nederlanders weet het niet of heeft geen mening.

Slide 12 - Quiz

Uit de enquête (bron: rtvdrenthe.nl) blijkt dat de meeste mensen in de provincies Flevoland en Zuid-Holland aangeven dat de wolf wel thuishoort in Nederland. Waarom lijkt dit logisch? Kies het beste antwoord.
A
Dit zijn provincies die grenzen aan gebieden waar veel wolven wonen, dus daar zijn mensen positiever.
B
Dit zijn provincies waar de wolf gezien is, maar geen schade aanricht, dus daar zijn mensen positiever.
C
Dit zijn provincies waar de wolf niet rondzwerft en geen schade aanricht, dus daar zijn mensen positiever.
D
Dit zijn provincies waar minder mensen wonen dan in de provincies waar de wolven wonen, dus daar zijn mensen positiever.

Slide 13 - Quiz

Woordenschat

Slide 14 - Diapositive

Wat betekent 'definitief'
A
iets wat niet meer verandert
B
niet volledig
C
veranderlijk
D
een niet voltooid werkwoord

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'signaleren'
A
richting aangeven
B
opmerken
C
van een laagje verf voorzien

Slide 16 - Quiz

Wat betekent 'overwegen'
A
van de ene kant naar de andere kant
B
een keuze maken
C
erover nadenken

Slide 17 - Quiz

Wat betekent 'aanrichten'
A
In de schijnwerpers zetten
B
iets ergens op richten
C
veroorzaken

Slide 18 - Quiz

En nu verder...
Maak nu zelf opdracht 1 en opdracht 3. 

(Opdracht 2 hebben we al samen gemaakt in de LessonUp)

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 1 en 3
Klaar? 

Bekijk het volgende filmpje!
timer
1:00

Slide 20 - Diapositive