Leesvaardigheid 2.3 1k

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

2.3 Lezen

Leg je spullen op tafel:

Boek

schrift

laptop

Planning

• Lesdoelen
  
• Bespreken spelling opdrachten
• Herhaling 
  
• Maken 2.3: 17 t/m 24
• Lesdoelen check
  

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

- kun je feiten en meningen herkennen en benoemen

- kun je de signaalwoorden herkennen en benoemen

Bespreken

2.8 spelling: 8, 9 en 10

Stelling

"Schoolkantines moeten alleen gezonde snacks verkopen"

Sta op als je het eens bent!

Aantekeningen 2.3 Feit/Mening

Feit

Is echt of is werkelijk gebeurd.

Kun je meestal controleren.

Mening

Is iets wat iemand vindt of denkt.

Verschilt per persoon: iedereen kan een andere mening hebben.

Rij 1: feit

Rij 2: mening

Rij 3: feit

Aantekeningen 2.3 Signaalwoorden

In bijna elke tekst staan signaalwoorden. Deze woorden laten het verband zien tussen woorden, zinnen of alinea’s. Dat is bijvoorbeeld zo bij een opsomming.

 

Signaalwoorden bij het tekstverband opsomming:

> als eerste, bovendien, daarnaast, verder, ook, tot slot.

Maken 2.3

Opdracht 17 t/m 24

Lesdoelen behaald? 

Wat is een feit?

1. Echt gebeurd of echt waar (controle)
2. Wat iemand vindt of denkt

Wat is een mening?

1. Echt gebeurd of echt waar (controle)
2. Wat iemand vindt of denkt

Feit of mening?

25 december is het eerste kerstdag.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

Kerst is leuker dan Sinterklaas.

1. Feit
2. Mening

Compliment!

Jullie hebben goed gewerkt, ook hebben jullie de vragen hartstikke goed gemaakt!

2.3 Lezen deel 2

Leg je spullen op tafel:

Boek

schrift

laptop

Planning

• Lesdoelen
  
• Stelling
  
• Maken: opdracht 1 en 2
  
• Aantekeningen/ uitleg
  
• Maken: 3 t/m 7
  
• Lesdoelen check
  

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

- kun je feiten en meningen herkennen en benoemen

- kun je de signaalwoorden herkennen en benoemen

Herhaling feit en mening

Eerste kerstdag valt dit jaar op een maandag.

1. feit
2. mening

Het is koud.

1. feit
2. mening

Mevrouw Hooi heeft
een kersttrui aan.

1. feit
2. mening

In de klas mag je geen
telefoon.

1. feit
2. mening

De kerstman heeft een
mooi pak aan.

1. feit
2. mening

Aantekeningen 2.3 Feit/Mening

Feit

Is echt of is werkelijk gebeurd.

Kun je meestal controleren.

Mening

Is iets wat iemand vindt of denkt.

Verschilt per persoon: iedereen kan een andere mening hebben.

Rij 1: feit

Rij 2: mening

Rij 3: feit

Bespreken 2.3

Opdracht 3 t/m 10

Voorbeeld signaalwoord.

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar hij kan ook geweldig zwemmen. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Nu jullie:

- Gym

- Nederlands

- Engels

- Wiskunde

Maken 2.3

Opdracht 3 t/m 15

Zelstandig aan het werk

Lesdoelen behaald? 

Geef je mening over kerst.

Geef een feit over kerst.

Welk signaalwoord zie in de volgende zin:

De man heeft haast. Daarnaast is hij niet zo snel.