Zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord herhaling

Zwakke werkwoorden
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Zwakke werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Na deze les
  • ken je de regels voor het vervoegen van de zwakke werkwoorden
  • kun je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen
  • weet je op welke bijzonderheden je moet letten

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je de stam in het Duits?

Slide 3 - Carte mentale

Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  radeln > radel

Slide 4 - Diapositive

Wat is een zwak werkwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 6 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat is het ezelsbruggetje voor het vervoegen van zwakke werkwoorden?

Slide 9 - Question ouverte

Ezelsbruggetje

Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld: spielen (spelen)
(ik)
(hij)
(hij/zij/het)      (wij)
(jullie) 
(zij/u)   
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
spiel e              
spiel st 
spiel
spiel en
spiel t
spiel en

Slide 11 - Diapositive

Bijzonderheden
Stam eindigt op -d of -t  òf


du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

(dan is het makkelijker uit te spreken)

Slide 12 - Diapositive

Voorbeelden
reden (= praten)  >



warten (= wachten) >      
du red est
er red et / sie red e
ihr red e

du wart est                                 er wart et / sie wart e
ihr wart et

Slide 13 - Diapositive

Nog 1 klein puntje
Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z, x):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam


(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Slide 14 - Diapositive

Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Duits is dit
ge- + stam + -t
-d/-t
ge- + stam + e-t

Bijv: machen > gemacht;  spielen > gespielt.
geredet - gewartet

Slide 15 - Diapositive

Vertaal 'hij speelt'

spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt

Slide 16 - Quiz

Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie

Slide 17 - Quiz

Vertaal 'jullie kopen'

kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 19 - Quiz

Vertaal 'jij meldt'

melden
A
du meldst
B
du meldest
C
er meldt
D
er meldet

Slide 20 - Quiz

Vertaal 'jullie borstelen'

bürsten (= borstelen)
A
ihr bürst
B
ihr bürstet
C
ihr bürtet
D
ihr bürsten

Slide 21 - Quiz

Vertaal 'jij heet Thom'

heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom

Slide 22 - Quiz

Vertaal 'jij danst'

tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt

Slide 23 - Quiz

Wat vind je nog lastig?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Vidéo