Last day at school

End of year quiz
How good is your general knowledge of the English Speaking World and grammar?
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

End of year quiz
How good is your general knowledge of the English Speaking World and grammar?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

What is the name of this flag?
A
Union Jack
B
Union Strips
C
Stars and Stripes
D
King's Cross

Slide 3 - Quiz

Which country is not a part of the United Kingdom?
A
England
B
Ireland
C
Northern Ireland
D
Wales

Slide 4 - Quiz

The Welsh flag isn't part of the Union Jack,......?
A
isn't it?
B
is it?
C
does it?
D
doen't it?

Slide 5 - Quiz

Scotland (be) part of the UK for ages.
A
has being
B
was
C
has been
D
is

Slide 6 - Quiz

Which of these names is not a town in the UK?
A
Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch
B
Marlow
C
Walmington on sea
D
Cambridge

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

Find the correct answer.
A
to go - gone - went
B
to catch - caught - caught
C
to think - tought - tought
D
to come - come - came

Slide 9 - Quiz

Which artist do you hear?
A
Sam Smith
B
Beyonce
C
Ed Sheeran
D
Kanye West

Slide 10 - Quiz

Ed Sheeran sings about love al lot, ....?
A
isn't he?
B
hasn't he?
C
didn't he?
D
doesn't he?

Slide 11 - Quiz

Ed Sheeran heeft een haarkleur die vaak voorkomt in Engeland. Hoe noemen ze die haarkleur?
A
orange
B
red
C
ginger
D
pink

Slide 12 - Quiz

What do the British like with their chips?
A
vinegar (azijn)
B
ketchup
C
mayonnaise
D
joppiesaus

Slide 13 - Quiz

What is the name of the British "jeugdjournaal"?
A
newsround
B
news for kids
C
Youth journal
D
rondneus

Slide 14 - Quiz


A
Canada
B
Ireland
C
the USA
D
South Africa

Slide 15 - Quiz

Ireland
England
Scotland
Wales
The United States

Slide 16 - Question de remorquage

Slide 17 - Diapositive

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Als iets altijd, nooit en regelmatig gebeurt.
B
Als iets nu gebeurt.
C
Als iets in het verleden gebeurde, en belangrijk wanneer.
D
Als iets in het verleden gebeurde, en niet belangrijk wanneer.

Slide 18 - Quiz

Wanneer gebruik je de present continuous?
A
Als iets altijd, nooit en regelmatig gebeurt.
B
Als iets nu gebeurt.
C
Als iets in het verleden gebeurde, en belangrijk wanneer.
D
Als iets in het verleden gebeurde, en niet belangrijk wanneer.

Slide 19 - Quiz

Fill in the missing form:
to see -.... - seen

Slide 20 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de present perfect?
A
Als iets altijd, nooit en regelmatig gebeurt.
B
Als iets gebeurd is en voorbij is.
C
Als iets in het verleden begon en nu nog doorgaat.
D
Als iets nog moet gebeuren.

Slide 21 - Quiz

Wanneer gebruik je de past simple?
A
Als iets altijd, nooit en regelmatig gebeurt.
B
Als iets nu gebeurt.
C
Als iets in het verleden gebeurde, en belangrijk wanneer.
D
Als iets in het verleden gebeurde, en niet belangrijk wanneer.

Slide 22 - Quiz

She ________________ (walk) to school right now.

Slide 23 - Question ouverte

I ________________ (walk) to school every day.

Slide 24 - Question ouverte

I ________________ (walk) to school yesterday.

Slide 25 - Question ouverte

She ________________ (bring) to school by her father yesterday.

Slide 26 - Question ouverte