Spelling §6 Aan elkaar of los

Lezen
timer
10:00
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Herhaling: Tussenletters in samenstellingen
1. garagedeur / garagendeur



2. heremode / herenmode



3. stekeblind / stekenblind

Slide 2 - Diapositive

Spelling §6: Aan elkaar of los?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Aan elkaar of los?
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven. Ze hebben één klemtoon:

- Ik heb een vakantiehuisje geboekt en een terreinwagen gehuurd. --> één klemtoon
 - Ik heb een sfeervol huisje geboekt en een supermooie wagen gehuurd. --> twee klemtonen

Slide 7 - Diapositive

De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
 1) Samenstellingen van drie woorden of minder schrijf je aan elkaar. 


Voorbeeld: 
warm+water+voorziening = warmwatervoorziening
bagage+drager = bagagedrager



Slide 8 - Diapositive

De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
2) Woorden die bestaan uit er, hier, daar of waar + voorzetsel schrijf je aan elkaar.

Voorbeeld:
er+voorzetsel over = erover
hier+voorzetsel op = hierop
daar +voorzetsel om = daarom
waar+voorzetsel achter = waarachter

Slide 9 - Diapositive

De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
3) Getallen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar. 

Voorbeeld:
 vijf+honderd+dertien = vijfhonderddertien 
drie+veertig+duizend = drieënveertigduizend

Maar: 
vijf+honderd+miljoen = vijfhonderd miljoen

Slide 10 - Diapositive

De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
4) Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aan elkaar.

Voorbeeld: hardlopen, lesgeven, schoonmaken

5) Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord (voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord) als tweede deel:

Voorbeeld: dichtbevolkt, vioolspelend 

Slide 11 - Diapositive

Aan elkaar of los?

Oma Anneke past iedere vrijdag op haar ...
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 12 - Quiz

Aan elkaar of los?

De patiënt werd met spoed naar de
... gereden.
A
operatiekamer
B
operatie kamer

Slide 13 - Quiz

Aan elkaar of los?

Als het erg warm is, kun je het beste ’s nachts je ramen ...

A
open zetten
B
openzetten

Slide 14 - Quiz

Aan elkaar of los?

Mijn oma maakte vroeger altijd ...
A
bruine bonensoep
B
bruinebonensoep
C
bruine bonen soep

Slide 15 - Quiz

Aan elkaar of los?

Er wonen in Nederland ... mensen.
A
zeventienmiljoen
B
zeventien miljoen

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Spelling §6: Aan elkaar of los?

Maak opdracht 2 t/m 5 (blz. 258)

Klaar?
- De brug meestromen spelling §6: Aan elkaar of los? 

Slide 17 - Diapositive