Chapitre 3 klas 3hva

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Chapitre 3 

volgende

Grandes Lignes L3HVa

Opdracht 1

Maak de zinnen vragend zoals aangegeven: 

- door middel van est-ce que

- door middel van inversie (omkering onderwerp-persoonsvorm)

Vergeet niet je vraag af te sluiten met een vraagteken. 

Paul est bon en maths? (Maak op een andere manier vragend)

Tu es fort en maths?
(gebruik: inversie = omkering)

Elle trouve le français facile?
(gebruik GEEN inversie)

Elle a un joli nom?
(Gebruik inversie)

Vous partez en voyage.
(gebruik het vraagwoord «wanneer» )

Il va souvent à Paris.
(gebruik: inversie = omkering)

On parle Français où ?
(gebruik est-ce que en vergeet het vraagwoord niet).

Opdracht 2

Vul de juiste vorm van de futur in van de werkwoorden tussen haakjes.

Nous (choisir) le français l'année prochaine.

Il (réfléchir) à son avenir plus tard.

Nous (prendre) le train demain.

Il (aller) au lycée à vélo. Stam van aller=ir

Ils (aller) au lycée à vélo.

Adèle et Emma ne (pouvoir) pas venir.
Stam van pouvoir=pourr

Nous ne (pouvoir) pas venir.

Elles (avoir) les photos en souvenir.
Stam van avoir=aur

Tu (avoir) les photos en souvenir.

Elles (être) demain à Paris.
Stam van être=ser

Je (être) demain à Paris.

Opdracht 3

Vertaal de zin naar het Frans.

1. Wat is dat?

2. Ik ben goed in wiskunde?

3. Ik zit in de derde klas.

4. Wat wil je later worden?

5. Ja, ik ben naar Frankrijk gegaan.

6. Het is hetzelfde.

Opdracht 4

Vocabulaire

Wat is de betekenis van :
Le séjour

1. de toekomst
2. het verblijf

Wat is de betekenis van:
l'échange

1. de toekomst
2. de uitwisseling

Wat is de betekenis van:
rendre visite à

1. bezoeken
2. aarzelen

Wat is de betekenis van:
deviner

1. durven
2. luisteren
3. raden
4. durven

Wat betekent:
en tout cas

1. gewoon
2. gelijk
3. in ieder geval
4. het woord

Wat betekent
avoir le vertige

1. iemand bezoeken
2. pech hebben
3. hoogtevrees hebben
4. mazzel hebben

Wat betekent:
impressionnée

1. opgemaakt
2. onder de indruk

Wat betekent :
le métier

1. de mensen
2. het beroep

Wat betekent :
peut-être

1. waarom
2. omdat
3. misschien
4. soms

Wat betekent :
s'amuser

1. zich wassen
2. zich vervelen
3. zich vermaken
4. pffffff

Hoe is het gegaan?

😒🙁😐🙂😃

Wat heb je nodig om de leerstof beter te beheersen?