biologie les di en vr

Welkom bij biologie
Reageren op prikkels
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij biologie
Reageren op prikkels

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Syllabus blz 19

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van de les:
1. kan je delen van het zenuwstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen, en functie(s) en werking
beschrijven.
2. kan je delen en omringende delen van de gehoororganen, van de ogen en van zintuigelementen
in huid, neus en tong in afbeeldingen aanwijzen en functie en werking ervan beschrijven:

Slide 4 - Diapositive

Aan het einde van de les:
3. kan je uitleggen dat prikkels uit de omgeving door zintuigen omgezet worden in impulsen die
naar het centraal zenuwstelsel geleid worden, waardoor waarneming kan plaatsvinden.
4. kan je de samenstellende delen van de huid en het onderhuids bindweefsel noemen, in
afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven:

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Schrijf en teken mee!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Carrousel
1. wat ruik je?
2. wat voel je?
3. syllabus blz 19-20 versus je samenvatting. Wat ken je al?
timer
20:00

Slide 9 - Diapositive

Teken de volgende opgave
gebruik je biologieboek, of biologiepagina of misschien kun je het invullen met de begrippen uit de syllabus blz. 20
15 minuten

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Reageren op prikkels

Slide 12 - Diapositive

Elk organisme( bacteriën, schimmels, planten en dieren) kan prikkels waarnemen.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Geur is een adequate prikkel voor je ogen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls?

Slide 15 - Question ouverte

Bewuste reactie
Voorbeeld: 
  1. je wordt geduwd , 
  2. je kijkt  
  3. duwt terug.
De hersenen bepalen wat er gebeurt en geven een impuls af naar een spier

Slide 16 - Diapositive

 Reflex is een vaste, onbewuste reactie op een zeer sterke prikkel
Functies van een reflex: onbewust regelen van motoriek, snel reageren bij kans op onverwachte beschadiging van het lichaam
  • Bij een reflex reageert het ruggenmerg en niet de hersenen
  • Alleen bij een zeer sterke prikkel

Terugtrekreflex; 
Strekreflex; Kniepeesreflex; 
Pupilreflex; 

Slide 17 - Diapositive

Koppel de juiste prikkel aan het juiste zintuig
Lichtzintuig
Reukzintuig
Smaakzintuig
Gehoorzintuig
Licht
Geur
Geluid
Stoffen in voedsel

Slide 18 - Question de remorquage

Slide 19 - Diapositive

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 20 - Quiz

In welke volgorde gaat waarnemen?
A
impuls - hersenen - impuls - actie - prikkel
B
prikkel - actie - impuls - hersenen - impuls
C
impuls - actie - impuls - prikkel - hersenen
D
prikkel - impuls - hersenen - impuls - actie

Slide 21 - Quiz

Zenuwcellen

Slide 22 - Diapositive

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 23 - Question de remorquage

Bij een reflex
A
moet je goed nadenken
B
denk je pas na een reactie
C
reageer je nadat je hebt nagedacht

Slide 24 - Quiz


Een reflex is ter bescherming.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

hormoonstelsel
Hormoonstelsel bij de mens

Slide 26 - Diapositive

Hormoonstelsel
Hormonen regelen langzame processen:
  • groei, 
  • ontwikkeling, 
  • stofwisseling  
  • voortplanting

Slide 27 - Diapositive

Hormonen
  • hormoonklieren  maken hormonen.
  • gaan via bloed naar andere organen.

Slide 28 - Diapositive

De bijnier
  • De bijnier ligt boven de nier
  • De bijnier maakt adrenaline
  • Adrenaline = paniekhormoon
Zorgt voor:
=> snellere hartslag
=> snellere ademhaling
=> meer verbranding
Dus meer energie

Slide 29 - Diapositive

Eilandjes van Langerhans

Hormoon 1
Insuline
Hormoon 2
Glucagon

Slide 30 - Diapositive

insuline
  • Teveel glucose in je bloed                         -> insuline . 

  • Glucose-gehalte gaat omlaag.

Slide 31 - Diapositive

glucagon
  • Te weinig glucose in je bloed         -> glucagon.

  • Glucose-gehalte gaat omhoog

Slide 32 - Diapositive


Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
B
Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
D
Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.

Slide 33 - Quiz

Welke stoffen worden gemaakt in de Eilandjes van Langerhans die de bloedsuikerspiegel regelen?
A
Glycogeen en glucagon
B
Insuline en glycogeen
C
Insuline en glucagon
D
Insuline en glucose

Slide 34 - Quiz

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 35 - Quiz

Adrenaline wordt gemaakt in
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 36 - Quiz

1. Het hormoonstelsel regelt processen in het lichaam door hormonen af te geven

2. Het zenuwstelsel regelt processen in het lichaam door impulsen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 37 - Quiz

Oefen de examenvragen bij de onderwerpen:
  • Zenuwstelsel
  • Hormonen



Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Lien

Slide 40 - Diapositive