Oefenen Hoofdstuk 1 Landschappen - 2TL

Op het plaatje hiernaast gaan stenen kapot door vorst en wortels van bomen.

Kortom, op dit plaatje is sprake van :
A
Verwering
B
Erosie
C
Sedimentatie
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
1 / 50
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Op het plaatje hiernaast gaan stenen kapot door vorst en wortels van bomen.

Kortom, op dit plaatje is sprake van :
A
Verwering
B
Erosie
C
Sedimentatie
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 1 - Quiz

Welke uitspraak is juist?

A
In hooggebergte heb je vaak meer reliëf dan in heuvelland.
B
Op een kaart worden hoogten altijd door hoogtelijnen aangegeven.
C
De Alpen (zie plaatje) zijn een oud gebergte.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 2 - Quiz

Op het plaatje hiernaast zie je de Rocky Mountains in de Verenigde Staten.

Dit is een voorbeeld van:
A
een jong gebergte
B
een oud gebergte

Slide 3 - Quiz

Op het plaatje hiernaast legt de rivier zand langs de oevers van de binnenbocht neer.

Kortom, daar is sprake van...
A
verwering
B
erosie
C
sedimenteren
D
geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 4 - Quiz

De ijsmassa op het plaatje schuurt de bodem van het dal steeds verder uit.

Kortom, hier is sprake van
A
sedimentatie
B
erosie
C
verwering
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 5 - Quiz

Hieronder worden vier uitspraken gedaan over de foto hiernaast:
1. Hier vindt vooral erosie plaats.
2. Deze foto is gemaakt in de middenloop van de rivier.
3. Op de foto zie je een puinhelling.
4. Hier vindt vooral verwering plaats.

A
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. juist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. onjuist

Slide 6 - Quiz

Lees de onderstaande tekst:

"Het zuurstofmasker van John is beslagen. Het lopen gaat moeilijk en ademhalen doet erg pijn. Nog enkele meters en hij heeft het ‘dak van de wereld’ bereikt. De Mount Everest is ruim 8 kilometer hoog!"

Welk antwoord hoort bij de bovenstaande tekst?


A
Oud gebergte
B
Hoog en spitse pieken
C
300 miljoen jaar oud
D
Laag en ronde toppen

Slide 7 - Quiz

Lees onderstaande tekst:

"Nog een klein stukje en dan springt Marieke met haar paraglider de diepte in. Er is veel thermiek, dus zij kan wel een uur boven de dalen en de afgeronde bergtoppen vliegen. In de verte ligt de Grand Ballon, de hoogste bergtop van 1424 meter. Wat een uitzicht!"


Welk antwoord hoort bij de bovenstaande tekst?
A
Oud gebergte
B
Hoog en spitse pieken
C
60 miljoen jaar oud
D
Geen van de genoemde antwoorden hoort bij de tekst.

Slide 8 - Quiz

Welke sedimenten worden alleen door een rivier afgezet?
A
grind, zand, klei
B
basalt, löss, veen
C
basalt, klei, veen
D
grind, löss, zand

Slide 9 - Quiz

Sleep de vijf onderstaande woorden naar de juiste plek in de afbeelding:
(je hebt 1 punt verdiend als je alle woorden naar de juiste plek hebt gesleept).
laagland
hoogvlakte
Middelgebergte
hoogvlakte
heuvelland

Slide 10 - Question de remorquage

Op het plaatje hiernaast zie je een hoogteprofiel van een berg.

Welke uitspraak is juist?
A
De rechter kant van de berg is steiler dan de linker kant van de berg.
B
De linker kant van de berg is steiler dan de rechter kant van de berg.
C
De linker kant van de berg is even steil als de rechter kant van de berg.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 11 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

In de ondergrond van Nederland kom je verschillende grondsoorten tegen zoals klei, zand, veen, grind en löss.

Welke grondsoorten stellen de cijfers 1, 2 en 3 voor?
A
1= zand, 2 = veen, 3 = klei
B
1= klei, 2 = löss, 3 = zand
C
1= löss, 2 = veen, 3 = klei
D
1= klei, 2 = veen, 3 = löss

Slide 12 - Quiz



Zijn de volgende zinnen juist of onjuist?
1. Nederland ligt laag en daarom stromen er grote rivieren door.
2. De twee grootste rivieren die door Nederland stromen zijn de Rijn en de Schelde.
3. De rivieren komen vanuit de bergen en komen uiteindelijk uit in zee.
4. De rivieren hebben Nederland opgebouwd met het sedimenteren van zand, klei en veen.
A
1. goed, 2. fout, 3. goed, 4 goed.
B
1. fout, 2. goed, 3. goed, 4 goed.
C
1. goed, 2. fout, 3. fout, 4 goed.
D
1. goed, 2. fout, 3. goed, 4 fout

Slide 13 - Quiz

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.

Bekijk de foto. Je ziet een huis op een terp.

Terpen liggen vooral in:
A
Noord-Nederland
B
Zuid-Nederland
C
Oost-Nederland
D
West-Nederland

Slide 14 - Quiz

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.

Je ziet hieronder een rijtje woorden. Welk woord hoort NIET in het rijtje thuis?

Hoog-Nederland – zwerfstenen – zand – onvruchtbaar – klei – stuwwallen.

Schrijf dit woord over (maak GEEN typfout, want anders woord het antwoord fout gerekend).


Slide 15 - Question ouverte

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.

Beoordeel de volgende stellingen.

I. Door sedimentatie van grind, zand en klei bleef Nederland boven de zee uitsteken.

II. In de Waddenzee vind je dikke lagen veen.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 16 - Quiz

Lees de zinnen. Welke zinnen gaan over het landschap van Friesland en Groningen?

1. Dankzij de kunstmest is dit landschap sterk veranderd.
2. Zonder gemalen kun je hier niet leven.
3. Hier kun je meestal tot aan de horizon kijken.
4. De oude kerkjes staan hier meestal op de hoogste punten in het landschap.
5. Op sommige plaatsen is het te droog voor akkerbouw.

A
Zin 2, 3 en 4
B
Zin 1, 2 en 5
C
Zin 1, 3 en 5
D
Zin 3, 4 en 5

Slide 17 - Quiz

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.

Bekijk eerst de afbeelding.

Welke plaats heeft tijdens en na de laatste ijstijd onder het ijs gelegen?
A
Plaats 3
B
Plaats 7
C
Plaats 8
D
Plaats 10

Slide 18 - Quiz

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.

Bekijk eerst de afbeelding.


Zijn de foto’s 1 tot en met 4 in de afbeelding gemaakt in Hoog- of in Laag-Nederland?
A
Foto 1 in Laag-Nederland, foto 2 in Laag-Nederland, foto 3 in Laag-Nederland, foto 4 in Laag-Nederland.
B
Foto 1 in Laag-Nederland, foto 2 in Hoog-Nederland, foto 3 in Laag-Nederland, foto 4 in Laag-Nederland.
C
Foto 1 in Hoog-Nederland, foto 2 in Laag-Nederland, foto 3 in Hoog-Nederland, foto 4 in Laag-Nederland.
D
Foto 1 in Hoog-Nederland, foto 2 in Laag-Nederland, foto 3 in Laag-Nederland, foto 4 in Laag-Nederland.

Slide 19 - Quiz

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.

De afbeelding hiernaast is in vier vakken verdeeld, namelijk: A, B, C en D.

Welke uitspraak is juist?
A
Stuwwallen vind je alleen in vak A
B
Zwerfstenen kom je alleen tegen in vak C
C
Sporen van ijs in de ondergrond vind je in vak B
D
Sporen van ijs vind je nooit in vak C en vak D

Slide 20 - Quiz

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.

Bekijk de afbeelding.

Welke uitspraak is juist?
A
Nijverdal ligt aan de voet van de stuwwal.
B
Een deel van de stuwwal is bedekt met bos en heide.
C
De mensen gebruikten het water uit de beek voor drinkwater en om te wassen.
D
Alle genoemde uitspraken zijn juist.

Slide 21 - Quiz

Deze vragen gaat over landschappen in Nederland.

Bekijk eerst de afbeelding.

Welke uitspraak is juist.

A
Het oude centrum van Ternaard ligt op een terp.
B
Alle genoemde uitspraken zijn juist.
C
Aan de dijk van de Waddenzee sedimenteert nog steeds klei.
D
Het dorp Ternaard ligt nu in een polder.

Slide 22 - Quiz

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland. 
Sleep de 5 woorden naar de juiste plek in de afbeelding.
Je verdient 1 punt als je alle woorden naar de juiste plek hebt gesleept. 
dijk
zee
uitwateringssluis
polder
sloot

Slide 23 - Question de remorquage

Deze vraag gaat over landschappen in Nederland.
Sleep de tekstbron naar de juiste afbeelding.
Je verdient 1 punt als je de tekstbron naar de juiste afbeelding hebt gesleept. 
Zeepolders vind je in kleigebieden in het noorden en het zuidwesten van Nederland. Het zijn gebieden die bij vloed niet meer overstroomden. De mensen legden er een dijk omheen. De klei ging zakken. Nu liggen de polders rond NAP.

Slide 24 - Question de remorquage


Twee uitspraken:

1. Aan de voet van een berg ligt een grote berg stenen en rotsblokken. Dit noemen we een puinhelling.
2. Zwerfstenen zijn een voorbeeld van een puinhelling.


A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 25 - Quiz

Maak de juiste combinaties van cijfers en letters. Let op: er blijven twee omschrijvingen over. Je hebt pas 1 punt verdiend als je alles goed hebt gesleept. 

Sedimenteren
Heuvelland
Erosie
Reliëf
Laagvlakte
Op de reliëfkaart wordt dit met bruin aangegeven.
De ijsmassa schuurt de bodem van het dal verder uit.
Nederland is hier een voorbeeld van.
De bergen zijn hoog en de toppen erg puntig.
Op de reliëfkaart heeft dit de kleur lichtgeel.
De rivier legt zand langs de oevers van de binnenbocht neer.
De hoogteverschillen in een landschap

Slide 26 - Question de remorquage


Waar vindt verwering plaats?
Verwering vindt vooral plaats….

A
bij warm weer.
B
boven in de bergen.
C
in middenloop van een de rivier.
D
onder aan de berg.

Slide 27 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen. 

Welk begrip uit het hoofdstuk past bij deze bron?
A
Grot
B
Hoogvlakte
C
Terp
D
Verweringsmateriaal

Slide 28 - Quiz


Klik op de kaart om in te zoomen.

Hoog-Nederland of Laag-Nederland?
Welke conclusie kun je uit deze kaart trekken?

A
Dit is Hoog-Nederland. Dit herken je doordat Eys boven zeeniveau ligt.
B
Dit is Laag-Nederland. Dit herken je doordat er een rivier stroomt.
C
Je kunt uit deze kaart geen kenmerken van Hoog- of Laag-Nederland zien.
D
Geen van de genoemde conclusies is juist.

Slide 29 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Je ziet drie rode cijfers (1, 2 en 3).

Wat hoort bij cijfer 2 te staan?
A
200 meter
B
500 meter
C
750 meter
D
1500 meter

Slide 30 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Je ziet dat het water bij A de polder wordt uitgepompt. Dit water kan op twee manieren de polder in komen. Eén manier is doordat water onder de dijk doorstroomt.
Wat is de andere manier?

Slide 31 - Question ouverte

Sleep de woorden naar de juiste kolom.
Let op: je hebt pas een punt verdiend als je alles goed hebt gesleept.
Jong gebergte
Oud gebergte
laag en ronde toppen 
300 miljoen jaar 
60 miljoen jaar 
hoog en spitse pieken 
de Ardennen
de Alpen

Slide 32 - Question de remorquage


Klik op de afbeelding om in te zoomen. Je kunt bij deze vraag 2 punten verdienen! Lees de twee teksten in de afbeelding.
Zet daarna de cijfers 1 en 2 onder mekaar. Noem vervolgens twee voorbeelden van natuurkrachten die sediment kunnen neerleggen.
Let op: bij deze vraag kun je dus 2 punten verdienen.

Slide 33 - Question ouverte


Puinhelling en zwerfstenen: Juist of onjuist?
Bepaal per zin of deze juist of onjuist is.

1.  Puinhellingen vind je vooral in het laagland.
2.  Een puinhelling bestaat uit resten van een berg.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 34 - Quiz


Waar vindt verwering plaats?

Verwering waarbij water in stenen terechtkomt en zo de steen breekt, vindt vooral plaats….

A
In koude, bergachtige gebieden
B
In koude, laaggelegen gebieden
C
In warme, bergachtige gebieden
D
In warme, laaggelegen gebieden

Slide 35 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Welke woorden horen bij de cijfers 1 en 2 in de tekst te staan?
A
1. sedimenteert, 2. veen
B
1. erodeert, 2. klei
C
1. verweert, 2. zand
D
1. verweert, 2. veen

Slide 36 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

De afbeelding gaat over het erosiegebied op een reliëfkaart Duitsland.
 X en Y (rood omcirkeld) staan op een plek in de rivier de Elbe. Geef aan bij welke letter – X of Y - de hoeveelheid sedimentatie het hoogst is.


A
X
B
Y

Slide 37 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Op de afbeelding zie je een rivierenlandschap.

Met welk begrip wordt het gebied links naast de rivier en dijk aangeduid?

Slide 38 - Question ouverte


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welk soort dal zie je in de afbeelding? Leg uit hoe je dit ziet.

Slide 39 - Question ouverte


Hoogte weergeven op kaarten: Hoogtes op topografische kaarten kunnen worden weergegeven met cijfers, maar in vooral bergachtige gebieden met veel reliëf is dit niet heel handig. Hier kiezen kaartmakers voor een andere manier om hoogte weer te geven. Op welke andere manier kan hoogte op een topografische kaart worden weergegeven?

Slide 40 - Question ouverte


Stuwwallen zijn in Nederland in drie stappen ontstaan. Bij stap 1 en 2 moet je telkens kiezen uit één van de twee mogelijke woorden.
Stap 1: Landijs kwam vanuit ….. (1) (Zweden / Zwitserland) richting Nederland geschoven
Stap 2: Tijdens deze tocht vond er veel ….. (2) (verwering / erosie) van de onderliggende grond plaats.
Stap 3: Deze grond werd in Nederland als sediment neergelegd die we nu als ……….(3) (dijken / stuwwallen) kennen.


Welke woorden horen bij de cijfers 1, 2 en 3 te staan?
A
1. Zwitserland, 2. erosie, 3. stuwwallen
B
1. Zweden, 2. verwering, 3. stuwwallen
C
1. Zweden, 2. erosie, 3. dijken
D
1. Zweden, 2. erosie, 3. stuwwallen

Slide 41 - Quiz


Korrelgrootte rangschikken
Bij welk antwoorden staan vormen van sediment in volgorde van grootste korrelgrootte naar kleinste korrelgrootte? 
Kortom: van groot naar klein...

A
grind -> stenen -> zand -> klei.
B
stenen -> zand -> grind -> klei.
C
stenen -> grind -> klei -> zand
D
stenen -> grind -> zand -> klei.

Slide 42 - Quiz


Let op: bij deze vraag kun je 2 punten verdienen!

Begrippen opschrijven
Zet de cijfers 1 en 2 onder mekaar. Welk begrippen passen bij de volgende omschrijvingen?
1. Grondsoort die bestaat uit dode plantenresten
2. Stenen die oplossen door zuur regenwater

Slide 43 - Question ouverte


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Wat hoort bij de cijfers 1, 2 en 3 te staan?
A
1. middenloop, 2. bovenloop, 3. benedenloop
B
1. bovenloop, 2. middenloop, 3. benedenloop
C
1. bovenloop, 2. benedenloop, 3. middenloop
D
1. benedenloop, 2. middenloop, 3. bovenloop

Slide 44 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Wat hoort bij de letters 1, 2 en 3 te staan?
A
1. erosie, 2. erosie en sedimentatie, 3. sedimentatie
B
1. sedimentatie, 2. erosie en sedimentatie, 3. erosie
C
1. erosie, 2. sedimentatie, 3. erosie en sedimentatie
D
1. erosie en sedimentatie, 2. erosie, 3. sedimentatie

Slide 45 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Wat hoort bij de letters 1, 2 en 3 te staan?
A
1. grind, 2. steen, 3. klei
B
1. steen, 2. klei, 3. grind
C
1. steen, 2. grind, 3. klei
D
1. klei, 2. grind, 3. steen

Slide 46 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Op de afbeelding zie je een topografische kaart van de omgeving Nijverdal (Overijssel). Ligt Nijverdal in Hoog-Nederland of Laag-Nederland
A
Hoog-Nederland
B
Laag-Nederland

Slide 47 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Je ziet de letters A, B en C in de afbeelding.

Geef aan bij welke letter vroeger vee werd gehouden:




A
Letter A
B
Letter B
C
Letter C
D
Bij geen van de genoemde letters.

Slide 48 - Quiz


Lees de onderstaande zinnen en geef aan of de zinnen juist of onjuist zijn.
1. In de bovenloop van een rivier zijn veel hoogteverschillen en is de stroomsnelheid laag.
2. In de middenloop van een rivier is er minder hoogteverschil dan in de bovenloop en is de stroomsnelheid hoog.

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 49 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Je ziet op de achtergrond van een vakantiefoto in het kalksteen een boog (in gele cirkel) ontstaan.

Dit is een voorbeeld van:

A
verwering
B
chemische verwering
C
erosie
D
sedimentatie

Slide 50 - Quiz