Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
SIGNAALWOORDEN
Slide 1 - Diapositive
Wacht op mij!
A
attendez-me!
B
attendez-moi!
C
attend-moi!
D
m'attends!
Slide 2 - Quiz
(vous- chercher) vos livres! (ZOEK jullie boeken)
A
Cherchez
B
Cherches
C
Cherche
D
Cherchons
Slide 3 - Quiz
Wacht op mij!
A
attendez-me!
B
attendez-moi!
C
attend-moi!
D
m'attends!
Slide 4 - Quiz
Grammaire C
De gebiedende wijs heeft drie vormen:
Het onderwerp (tu, nous, vous) staat niet in de zin.
Je richt je tot één persoon.
Visite!
Je-vorm met de tegenwoordige tijd
Je richt je tot jezelf en tot andere personen.
Visitons!
Nous-vorm met de tegenwoordige tijd
Je richt je tot meer personen of tot een 'u'.
Visitez!
Vous-vorm met de tegenwoordige tijd
Slide 5 - Diapositive
avec un pronom
Slide 6 - Diapositive
Onregelmatige ww
Avoir
Être
Aller
Tegen één persoon: jij
Aie
Sois
Va
Tegen jezelf en andere personen
Ayons
Soyons
Allons
Tegen meer personen of 'u'
Ayez
Soyez
Allez
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
L'impératif
Slide 9 - Diapositive
Hoe zeg je (tegen een groep) dat ze moeten stoppen met praten
A
Arrête de parler
B
Arrêtez de parler
C
Arrêtons de parlez
D
Arrêtent de parler
Slide 10 - Quiz
Zeg tegen je klasgenoot dat hij geen chocolade mag eten
A
Ne mange pas de chocolat
B
ne mangez pas du chocolat
C
manges pas de chocolat
D
ne mange jamais de chocolat
Slide 11 - Quiz
Zeg tegen je klasgenoot dat hij de deur moet sluiten (=fermer)
A
Fermez la porte!
B
Fermes la porte!
C
Fermons la porte!
D
Ferme la porte!
Slide 12 - Quiz
Comment le formons-nous?
De gebiedende wijs heeft drie vormen:
Het onderwerp (je, nous, vous) staat niet in de zin.
Je richt je tot één persoon.
Visite!
Je-vorm met de tegenwoordige tijd
Je richt je tot jezelf en tot andere personen.
Visitons!
Nous-vorm met de tegenwoordige tijd
Je richt je tot meer personen of tot een 'u'.
Visitez!
Vous-vorm met de tegenwoordige tijd
Slide 13 - Diapositive
Donne l'impératif: (couper) les légumes. (toi)
Slide 14 - Question ouverte
Donne l'impératif: (construire) un mur. (toi)
Slide 15 - Question ouverte
Wees blij!
A
Es content
B
Sois content
C
Suis content
D
Soie content
Slide 16 - Quiz
avec un pronom
Slide 17 - Diapositive
Avec un pronom
Als er bij de impératif in een bevestigende zin een voornaamwoord komt, zet deze erachter. Je verbindt de impératif en het voornaamwoord met een streepje.