Vraagzinnen

Vraagzinnen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vraagzinnen

Slide 1 - Diapositive

Wat is een goede zin? 
      De man               pakt              het doosje       van de plank.
      Ik                           maak            een deuk          in de auto.
      De klok                hangt                                      aan de muur.
      De vis                   is                                                in de pan.

 


Wie/wat?
Persoon/mens/ding

Werkwoord. 
(doet)
wat. 
waar?

Slide 2 - Diapositive

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
Wij
eten
pizza.

Slide 3 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
op maandag.
De les
is

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
staat
binnen.
De koe

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
in het ziekenhuis.
vandaag
De dokter
werkt

Slide 6 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
De vrouw
televisie.
kijkt

Slide 7 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
televisie.
De vrouw
kijkt
nu

Slide 8 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
ligt
Het meisje
in bed.

Slide 9 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
in bed.
ligt
boven
Het meisje

Slide 10 - Question de remorquage

Vraagwoorden

Slide 11 - Diapositive

WIE?
Wie is jouw juf en meester?
Nathalie en Matthijs
Wie = een persoon/mens

Slide 12 - Diapositive

WAT?
Wat ga je doen?
Ik ga lezen.
Wat = een ding/dingen.

Slide 13 - Diapositive

WAAR?
Waar is mevrouw Demi?
Mevrouw Demi is op school.
Waar = plaats/plek. 

Slide 14 - Diapositive

WANNEER?
Wanneer hebben jullie vakantie?
Vanaf maandag 24 april.
Wanneer = datum/tijd.

Slide 15 - Diapositive

Waarom?
Waarom is Demi op school?
Omdat ze docent is.
Waarom = reden. 

Slide 16 - Diapositive

Hoe?
Hoe ga jij naar school?
Met de bus.
Hoe = manier.

Slide 17 - Diapositive

_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Wanneer
D
Hoe

Slide 18 - Quiz

_____ doe je?
A
Wie
B
Wat
C
Hoe
D
Wanneer

Slide 19 - Quiz

______ is boos?
A
Wanneer
B
Waar
C
Wat
D
Wie

Slide 20 - Quiz

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 21 - Quiz

_________ is de school? In Dronten.
A
Wie
B
Wanneer
C
Waarom
D
Waar

Slide 22 - Quiz

___________ hebben we de toets van het huis? Maandag.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 23 - Quiz

_______ ga jij naar school? Om Nederlands te leren.
A
Wie
B
Hoe
C
Waarom
D
Waar

Slide 24 - Quiz

______ reis jij morgen? Met de trein.
A
Waarom
B
Hoe
C
Wat

Slide 25 - Quiz

Vraagzinnen maken.
Het meisje ligt in bed.




Ligt het meisje in bed?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Wat is een goede vraagzin? 
     Pakt                  de man          het doosje      van de plank?
     Maak                ik                      een deuk        in de auto?
     Hangt              de klok                                      aan de muur?
     Is                       de vis                                         in de pan?

 


werkwoord 
(doet)
wie/wat
wat
waar?
wanneer

Slide 28 - Diapositive

Let op!
Vraagzin met jij? 
T WEG

Jij loopt naar school.
Loop jij naar school?

DUS: ik-vorm van het werkwoord.

Slide 29 - Diapositive

komt
hij
morgenmiddag

Slide 30 - Question de remorquage

lezen
het boek
Zij

Slide 31 - Question de remorquage

gaan
naar de tandarts
wij

Slide 32 - Question de remorquage

gaan
wij
overmorgen
naar de tandarts

Slide 33 - Question de remorquage

fietsen
zij
naar Frankrijk
volgende week

Slide 34 - Question de remorquage

bel
naar de huisarts
jij
morgen

Slide 35 - Question de remorquage

Maak een vraag:
Roni gaat elke dag naar school.

Slide 36 - Question ouverte

Maak een vraag:
Jij zwemt altijd op vrijdag.

Slide 37 - Question ouverte

Maak een vraag:
Violetta vindt tekenen leuk.

Slide 38 - Question ouverte

Maak een vraag:
vissen / in het water / leven

Slide 39 - Question ouverte

Maak een vraag:
altijd grappen / maakt / jij

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Lien