Ontdek de oppervlakte en inhoud van figuren

Ontdek de oppervlakte en inhoud van figuren

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun jij de oppervlakte en inhoud van verschillende figuren berekenen.

Introduceer het leerdoel en leg de nadruk op het belang van het berekenen van oppervlakte en inhoud in het dagelijks leven.

Wat weet jij al over het berekenen van de oppervlakte en inhoud van figuren?

Oppervlakte van een vierkant

De oppervlakte van een vierkant bereken je door de lengte van de zijde te vermenigvuldigen met zichzelf. Dus A = zijde x zijde.

Laat een afbeelding van een vierkant zien en vraag de studenten om de formule voor oppervlakte van een vierkant te noemen.

Voorbeeld: Vierkant

Een vierkant heeft een zijde van 8 cm. Wat is de oppervlakte?

Laat de leerlingen zelf de oppervlakte berekenen en bespreek daarna het antwoord en de stappen om tot het antwoord te komen.

Oppervlakte van een rechthoek

De oppervlakte van een rechthoek bereken je door de lengte te vermenigvuldigen met de breedte. Dus A = lengte x breedte.

Laat een afbeelding van een rechthoek zien en vraag de studenten om de formule voor oppervlakte van een rechthoek te noemen.

Voorbeeld: Rechthoek

Een rechthoek heeft een lengte van 10 cm en een breedte van 5 cm. Wat is de oppervlakte?

Laat de leerlingen zelf de oppervlakte berekenen en bespreek daarna het antwoord en de stappen om tot het antwoord te komen.

Inhoud van een kubus

De inhoud van een kubus bereken je door de lengte van een zijde te vermenigvuldigen met zichzelf en vervolgens te vermenigvuldigen met zichzelf. Dus V = zijde x zijde x zijde.

Laat een afbeelding van een kubus zien en vraag de studenten om de formule voor inhoud van een kubus te noemen.

Voorbeeld: Kubus

Een kubus heeft een zijde van 6 cm. Wat is de inhoud?

Laat de leerlingen zelf de inhoud berekenen en bespreek daarna het antwoord en de stappen om tot het antwoord te komen.

Inhoud van een cilinder

De inhoud van een cilinder bereken je door de oppervlakte van de bodem te vermenigvuldigen met de hoogte. Dus V = oppervlakte bodem x hoogte.

Laat een afbeelding van een cilinder zien en vraag de studenten om de formule voor inhoud van een cilinder te noemen.

Voorbeeld: Cilinder

Een cilinder heeft een hoogte van 10 cm en een straal van 4 cm. Wat is de inhoud?

Laat de leerlingen zelf de inhoud berekenen en bespreek daarna het antwoord en de stappen om tot het antwoord te komen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.