17-9verbes - 5 temps verbaux

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4-6

Révise verbes

présent

imparfait

passé composé

futur simple

conditionnel

ils iront

1. présent
2. passé composé
3. futur simple
4. conditionnel

vous avez pu

1. passé composé
2. imparfait
3. futur simple
4. présent

vous avez pu

1. jullie konden/mochten
2. u heeft gekund/gemogen
3. u zal kunnen/mogen
4. jullie kunnen/mogen

pouvoir - nous présent

surprendre - tu -imparfait

1. surprends
2. surprenais
3. as surpris
4. surprendras

eu is voltooid deelwoord van

1. avoir
2. faire
3. aller
4. être

De futur-stam van avoir is

1. ser
2. ir
3. aur
4. avoir

Geef een vorm van venir in een tijd naar keuze.

Welk hulpwerkwoord heeft 'revenir' in de passé composé?

1. avoir
2. être

Vertaal: wij zijn geweest (niet 'gegaan').

Wat is het voltooid deelwoord van 'apprendre'? (passé composé)

1. apprendré
2. appris
3. apprendu

Welke vorm is correct?

1. nous avons restés
2. nous sommes restés
3. nous sommes restées
4. nous avons resté

Welke vorm hoort NIET bij vouloir?

1. voulaient
2. voudraient
3. voulions
4. vouldrions

Welke vorm staat in de conditionnel?

1. mettait
2. met
3. mettra
4. mettrait

Wat is het voltooid deelwoord van 'permettre'?

1. permettré
2. permettru
3. permis

faire - nous - futur

Wat betekent 'nous serions'?

1. wij zijn
2. wij waren
3. wij zullen zijn
4. wij zouden zijn

Wat is GEEN vous-vorm?

1. êtes
2. fairiez
3. faites
4. seriez