Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Welkom 2HV
Vandaag:
- 10 min. lezen
- Herhaling wg/ng
- Lesdoel
- Gezamenlijke inoefening
- Verwerking
- Terugblik
Slide 1 - Diapositive
Wat is het verschil tussen het WG en NG?
A
WG bestaat uit WW + werkwoordelijk deel
B
NG heeft een KWW, WG niet
C
WG heeft een KWW, NG niet
D
NG bestaat alleen werkwoorden
Slide 2 - Quiz
Een zin heeft zowel een ng als een wg.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
wg of ng De fiets was snel gerepareerd.
A
wg
B
ng
Slide 4 - Quiz
Is deze zin een ng of een wg? Marcel is ziek
A
ng
B
wg
Slide 5 - Quiz
Is dit een wg of ng? Is die vrouw gevallen?
A
wg
B
ng
Slide 6 - Quiz
WG of NG? Mijn gymleraar heeft zich gisteren geblesseerd.
A
WG
B
NG
Slide 7 - Quiz
Is dit een ng of wg? Sarah is lief
A
Ng
B
Wg
Slide 8 - Quiz
Deze les
'Lastige leestekens'
Aan het eind van de les:
weet je hoe je komma's gebruikt;
weet je hoe je dubbele punten gebruikt;
weet je hoe je aanhalingstekens gebruikt;
weet je hoe je puntkomma's gebruikt.
Slide 9 - Diapositive
Wat weet je nog?
Op de volgende slides krijg je zinnen te zien zonder hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens. Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens.
Slide 10 - Diapositive
bij de italiaan staat van alles op het menu pizza pasta en tiramisu
Slide 11 - Question ouverte
Als ik straks op vakantie ben ga ik eindelijk dat boek lezen daar kijk ik al weken naar uit
Slide 12 - Question ouverte
Wat zijn leestekens?
A
Alle tekens in een tekst
B
Alle letters in een tekst
C
Alle cijfers in een tekst
D
Leestekens bestaan niet
Slide 13 - Quiz
Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
Slide 14 - Quiz
Lastige leestekens
Komma: geeft een rust in de zin aan.
voor of na een aanspreking: Maud, wil je mij de boter aangeven?
tussen de delen van een opsomming: Morgen ga ik fietsen, wandelen en zwemmen.
tussen twee persoonsvormen: Omdat de kraan al een tijdje lekt, heb ik de loodgieter gebeld.
tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn: Joppe gaat naar Frankrijk op vakantie, omdat hij van het weer houdt.
voor en achter een bijstelling: Pablo Picasso, de beroemde schilder overleed in 1973.
Slide 15 - Diapositive
Lastige leestekens
Dubbele punt: kondigt iets aan.
een citaat (directe rede): De jongen vroeg: 'Waar is het zwembad?'
een gedachte: Toen Lara naar buiten keek, dacht ze: ik wacht wel tot de bui over is.
een opsomming: Alinda leest van alles: romans, thrillers en stripboeken.
een uitleg of toelichting: Helaas gaat de picknick morgen niet door: het wordt slecht weer.
Slide 16 - Diapositive
Lastige leestekens
Puntkomma:
tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: Sep heeft een bijbaantje in het zwembad; hij wil later badmeester worden.
de afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt.
De opdracht is als volgt: - kies een boek; - schrijf een samenvatting; - presenteer de samenvatting.
Slide 17 - Diapositive
Lastige leestekens
Aanhalingstekens:
bij citaten:
'Ik kan vanavond niet mee', zei Anton. 'Ik moet werken.' 'Als je meedoet met het toernooi,' vertelde Colin, 'moet je je wel opgeven.' 'Fiets jij mee?', vroeg Dieke aan Cas.
als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: Het woord 'ijs' doet me aan de zomer denken.
als het woord op een speciale manier gebruikt wordt: De agent zei dat hij die 'lieve jongen' wel zou inrekenen.
Slide 18 - Diapositive
Aan de slag!
Alle opdrachten van hfst. 5 afronden!
Klaar?
Toetsen leren
Huiswerk maken
Lezen
timer
20:00
Slide 19 - Diapositive
Wanneer maak je gebruik van een komma?
Slide 20 - Carte mentale
Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
Wanneer gebruik je aanhalingstekens? ("..." / '...')