Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Herhaling B2
Organen planten en functies
Orgaanstelsel planten
Fotosynthese
Slide 1 - Diapositive
H2.3 Weefsels
Waarom is dit belangrijk?
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Wat zijn voorbeelden van weefsel van plant en dier? En wat zijn hun functies?
Slide 3 - Diapositive
Introductie
ZOEK OP:
Uit hoeveel cellen bestaat de mens?
Hoeveel mensen zijn er op de aarde?
Slide 4 - Diapositive
Zet op volgorde van groot naar klein:
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern
Slide 5 - Question de remorquage
Van cel tot organisme
Slide 6 - Diapositive
cellen
Cellen zijn de bouwstenen van organismen.
Verschillende typen en vormen:
zenuwcel
bindweefselcel
huidcel
spiercel
Met allemaal eigen functie.
Slide 7 - Diapositive
Cellen, hoe zien ze eruit?
De vorm van een cel heeft te maken met zijn functie
Slide 8 - Diapositive
Cellen:
-Klein --> microscoop
-Veel (heel veel)
Slide 9 - Diapositive
Weefsel
Meerdere cellen van een soort met dezelfde vorm en functie bijv botcellen of spiercellen samen
Slide 10 - Diapositive
Verschillende weefsels
Elk orgaan bestaat uit meerdere weefsels
Slide 11 - Diapositive
Tussencelstof
Zit tussen de cellen in. Kan vloeibaar, hard of zacht zijn. Dat hangt af van het soort weefsel en de functie.
Tussencelstof van beenweefsel is erg hard/kalkachtige stof.
Tussencelstof van kraakbeenweefsel is soepel.
Tussencelstof van zenuwcellen in de hersenen is vloeibaar
WAAROM?
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
weefsels in planten
Ook een orgaan zoals een blaadje bestaat uit meerdere weefsels!
Slide 14 - Diapositive
Weefsel planten
De opperhuid beschermt de plant tegen invloeden van buitenaf. Het huidmondje zorgt voor gaswisseling (O2 en CO2). Huidmondjes onderkant beschermt de plant tegen uitdroging.
Slide 15 - Diapositive
Jaarringen
Weefsel van een stam = Cambium: maakt nieuw hout.
Cambium zit bij de schors en groeit richting het midden van de stam.
Waar zit dus het oudste en waar het nieuwste hout? Elk jaar maakt de boom een jaaring.
Slide 16 - Diapositive
Verschil zomer/lente en winter/herfst
Wanneer zou de boom beter kunnen groeien lente of winter?
Waardoor?
Winter/herfst= donker en dun
Lente/zomer= licht en breed
Slide 17 - Diapositive
Met welk onderdeel van het blad regelt de plant de wisseling van gassen en de verdamping van water?
A
Opperhuid
B
De hele plant
C
De huidmondjes
D
Het blad
Slide 18 - Quiz
In een boom is één jaarring veel breder dan de andere jaarringen. Wat kan daarvan de oorzaak zijn?
A
Dat kan komen, doordat de boom in dat jaar te lijden had van een rupsenplaag.
B
Dat kan komen, doordat de winter van dat jaar erg koud was.
C
Dat kan komen, doordat de zomer dat jaar erg droog was.
D
Dat kan komen, doordat het voorjaar van dat jaar heel vochtig en warm was.
Slide 19 - Quiz
Hoe kun je uitrekenen hoe oud een boom is?
Slide 20 - Question ouverte
1 Hoera 1 jaar
Zie je het piepkleine rondje dat ik heb gemaakt in het eerste jaar?
2 Smalle jaarringen. Zo rond mijn 12de jaar. Door een tekort aan water kan ik maar weinig groeien. De droogte duurt wel 4 jaar!
4 Eindelijk gaat het beter.
Vanaf mijn 16 jaar gaat het beter. De bomen om mijn heen zijn gekapt. Ik heb nu veel ruimte en licht en kan dus goed groeien. Mijn jaarringen zijn dan ook bijna weer mooi rond en even dik.
3 Help brand.
Op mijn 10de jaar heb ik vlak bij een brand gestaan. De hitte was zo groot dat ik er een brandwond aan over heb gehouden. Gelukkig is de brandwond later mooi dichtgegroeid.
Sleep de nummertjes naar de juiste plek in de boomstam
1
2
3
3
Slide 21 - Question de remorquage
Leerdoelen
Wat zijn voorbeelden van weefsel van plant en dier? En wat zijn hun functies?