4.1 Bezitsvorm & 4.2 Past Simple

to online English class 👋🏻
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 5 min

Éléments de cette leçon

to online English class 👋🏻

Slide 1 - Diapositive

Today's planning
-5 minute study time
-vocab Quiz
-possessives quiz
- Past simple Quiz
-homework


6. Memory game
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Homework
Unit 4 - Lesson 3 - Ex. 25 & 27
2) Vocabulary Unit 1,2 en 4, Lesson 1, 2 & 3
Ga naar quizlet.com/btrkc en klik op “Klassen” en “2M” om daar digitaal de woordjes te kunnen leren.
3)Phrases Unit 4

Slide 3 - Diapositive

We beginnen met wat woordjes

Slide 4 - Diapositive

Useful

Slide 5 - Question ouverte

opladen

Slide 6 - Question ouverte

verwachten

Slide 7 - Question ouverte

chocolate bar

Slide 8 - Question ouverte

to stir

Slide 9 - Question ouverte

GOALS:

Aan het eind van deze les kun je:
  • benoemen wanneer je 's , '  en of the gebruikt om bezit aan te geven en wanneer je de Past Simple gebruikt;
  • 's , ' en of the toepassen in een Engelse zin;
  • de Past Simple toepassen in een Engelse zin. 


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Let's see what you remember!
What can you tell me about the ...

Slide 12 - Diapositive

'S / ' / OF THE

Slide 13 - Carte mentale

Bezit: 's / ' / of
Wanneer iets van een persoon of dier of tijd is, gebruik je 's
De boeken van Mike - Mike's books
Wanneer iets van een persoon of dier of tijd is en dit al eindigt op een -s, gebruik je alleen een '

De boeken van Thomas - Thomasbooks

Slide 14 - Diapositive

Bezit: 's / ' / of
Wanneer iets van een ding of plaats of land
gebruik je of
De kaft van het boek - The cover of the book
De deur van het huis - De door of the house
De sleutels van de garage - The keys of the garage

Slide 15 - Diapositive

Let's test your short term memory!
Again...

Slide 16 - Diapositive


Wanneer gebruik je 's ?
A
Bij een ding, plaats of land.
B
Bij een mens of dier.
C
Bij een mens of dier, eindigende op een -s.

Slide 17 - Quiz


Welke zin is correct?
A
The article was in yesterdays' paper.
B
The article was in yesterday's paper.

Slide 18 - Quiz


Complete the sentence:
"Jill wants to drive Sven ... scooter."
A
's
B
'
C
of

Slide 19 - Quiz


Complete the sentence:
"Mikail wants to drive Stefan ... scooter."
A
's
B
'
C
of

Slide 20 - Quiz


Translate the sentence:
"De auto van mijn moeder"

Slide 21 - Question ouverte


Translate the sentence:
"De achterkant van de auto"

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

4.2 Past Simple
Grab your textbook and open it up on page 120 & 121.

Slide 24 - Diapositive

When do you use the Past Simple?
Je gebruikt de Past Simple wanneer..
  1. Iets in het verleden is gebeurd;
  2. De actie is afgesloten, niet meer bezig;
  3. Het is belangrijk wanneer het is gebeurd, er staat dus altijd een tijdsbepaling bij.

                                                                    I walked to school last week.

Slide 25 - Diapositive

Wat is een verledingtijdsbepaling?
A
Right now
B
Tomorrow
C
Regularly
D
This morning

Slide 26 - Quiz

When do you use
the Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets op dit moment aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurt.
D
Wanneer iets in het verleden aan de gang was.

Slide 27 - Quiz

How do you form the Past Simple?
+ I played soccer yesterday.

- I did not (didn't) play soccer yesterday.

? Did you play soccer yesterday?
werkwoord + ed
did + not + werkwoord
Did + werkwoord

Slide 28 - Diapositive

Use the Past Simple.
"Our teacher ... (to talk) about Harry Potter."

Slide 29 - Question ouverte

Use the Past Simple.
"... you ... (to see) Harry Potter last week?"

Slide 30 - Question ouverte

Use the Past Simple.
"The children ... (to be) in the garden."

Slide 31 - Question ouverte

Use the Past Simple.
"... they ... (to clean) the classroom?"

Slide 32 - Question ouverte


Ik snap nu wat de Past Simple is en hoe ik dit moet toepassen in een Engelse zin.
A
Ja, vet makkelijk!
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken!
C
Nee, ik twijfel nog vaak.
D
Nee, ik snap er geen snars van..

Slide 33 - Quiz

Work on planner
Do ONLINE 
Unit 4 inventions
catch-up exercises 1 and 2

Slide 34 - Diapositive