7. Klimaten van Köppen - HAVO

7. Klimaten van Köppen
Ga rustig zitten op je plek.
Pak je boek, schrift en iPad op tafel.

Startvraag: welke twee dingen meten we bij 'klimaat'?

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

7. Klimaten van Köppen
Ga rustig zitten op je plek.
Pak je boek, schrift en iPad op tafel.

Startvraag: welke twee dingen meten we bij 'klimaat'?

Slide 1 - Diapositive

Wat hebben we al geleerd?

1. Wat 'klimaat' betekent (het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar)

2. Welke temperatuurfactoren er zijn

3. Welke neerslagfactoren er zijn
Wat gaan we leren?

1. Wat de officiële namen zijn van de klimaten

2. Hoe je zo'n klimaat kan herkennen

Slide 2 - Diapositive

Let op:
Ik wil dit keer de uitleg klassikaal doen met iedereen.

Dit kan namelijk een lastig onderdeel zijn.

Slide 3 - Diapositive

Meer dan honderd jaar geleden was er eens een man, die vond dat we klimaten niet alleen namen moesten geven, maar ook ingewikkelde lettercodes.

Hij heette Wladimir Köppen, en hij had drip.

Slide 4 - Diapositive

Meneer Köppen maakte een klimaatsysteem dat hij naar zichzelf noemde.

Daarbij keek hij naar temperatuur, neerslag, en plantengroei.

(Net als wij de afgelopen twee hoofdstukken!)

Slide 5 - Diapositive

Köppen gebruikte voor de vijf grote klimaatzones de letters A t/m E:

A: tropisch klimaat
B: droog klimaat
C: zeeklimaat
D: landklimaat
E: koud klimaat

Slide 6 - Diapositive

Welke denk je dat wij in Nederland hebben?
A
A
B
C
C
D
D
E

Slide 7 - Quiz

Als je kijkt naar de kaart, zie je dat hij grofweg vanaf de evenaar naar de polen ging met die indeling.

Beginnend bij tropisch (evenaar), en eindigend bij koud (polen).

Slide 8 - Diapositive

De zones A, C, D en E worden ingedeeld op temperatuur >>

B wordt ingedeeld op neerslag. Met minder dan 500 mm neerslag is een klimaat droog - óók als het er niet heel warm is.

Slide 9 - Diapositive

De grenzen tussen de klimaten kan je vaak zien door te kijken naar plantengroei.

Zo kan een boom als de kokospalm alleen groeien als het altijd warmer is dan 18⁰C. De grens van de kokospalm, is dus ook de grens van het tropische A-klimaat.

Slide 10 - Diapositive

Welke letter hoort bij:
Warmste maand 21⁰C
Koudste maand -5⁰C
Hele jaar neerslag
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quiz

Welke letter hoort bij:
Warmste maand 5⁰C
Koudste maand -12⁰C
Neerslag in de zomer
A
B
B
C
C
D
D
E

Slide 12 - Quiz

Het landklimaat heeft grotere verschillen in temperatuur tussen zomer/winter dan het zeeklimaat. Door welke temperatuurfactor komt dat?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Invloed van zee
D
Ligging van gebergten

Slide 13 - Quiz

Het koude klimaat heeft lagere temperaturen dan het zeeklimaat. Door welke temperatuurfactor komt dat?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Warme zeestromen
D
Ligging van gebergten

Slide 14 - Quiz

Bij de B-klimaten valt bijna geen neerslag. In deze gebieden vind je dus meestal...
A
Een hogedrukgebied
B
Een lagedrukgebied

Slide 15 - Quiz

Dit hebben we geleerd:
1. De vijf grote klimaatzones, en welke letters daarbij horen.

2. Welke kenmerken die zones hebben (temperatuur / neerslag).

3. Waar we naar kunnen kijken om de grenzen tussen de zones te bepalen.

Let op: Wladimir Köppen heeft nog veel meer letters bedacht en toegevoegd. Jullie hoeven alleen de vijf hoofdletters te weten.

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!
Maak: de opdrachten in deze LessonUp.
Lijkt dit je lastig? Geef het aan, dan maken we de eerste opgaven samen.

Hoe: in je schrift. Gebruik je boek, vooral B73!
Met wie: je mag rustig overleggen met je buur.
Hoe lang: tot 5 minuten voor einde les.
Klaar: maak alvast een start met de volgende les.

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 1
Gebruikt B73 (pagina 49). De klimaatzones van Köppen worden ingedeeld op basis van de temperatuur of neerslag.
a. Welke klimaatzones worden ingedeeld aan de hand van de temperatuur?
b. Welke klimaatzone wordt ingedeeld aan de hand van neerslag?
c. Schrijf in je schrift de letters A t/m E onder elkaar, en zet er de naam bij van de klimaatzone die bij elke letter hoort.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 1 - Antwoorden
a. Welke klimaatzones worden ingedeeld aan de hand van de temperatuur?
Tropisch (A), zeeklimaat (C), landklimaat (D), koud klimaat (E).
b. Welke klimaatzone wordt ingedeeld aan de hand van neerslag?
Droog klimaat (B).
c. Schrijf in je schrift de letters A t/m E onder elkaar, en zet er de naam bij van de klimaatzone die bij elke letter hoort.
A Tropisch klimaat
B Droog klimaat
C Zeeklimaat
D Landklimaat
E Koud klimaat

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 2
Bekijk de tabellen op de volgende slide.
a. Schrijf van tabel A de temperatuur op in de koudste maand, en de temperatuur in de warmste maand.
b. In welke klimaatzone (tropisch, droog etc.) ligt dit gebied?
c. Welke letter (A t/m E) hoort er bij die zone?

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 2 - Antwoorden
a. Schrijf van tabel A de temperatuur op in de koudste, en de temperatuur in de warmste maand.
Koudste maand: 5 graden, warmste maand: 21 graden.
b. In welke klimaatzone (tropisch, droog etc.) ligt dit gebied?
Zeeklimaat.
c. Welke letter (A t/m E) hoort er bij die zone?
C

Slide 21 - Diapositive

A
B

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 3
Bekijk nog eens de tabellen op de vorige slide.
a. Bij welke klimaatzone hoort tabel B?
b. Leg uit waaraan je dat kan zien.
c. Welke letter hoort er bij deze zone?

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 3 - Antwoorden
Bekijk nog eens de tabellen op de vorige slide.
a. Bij welke klimaatzone hoort tabel B?
De tropische zone
b. Leg uit waaraan je dat kan zien.
De temperatuur is het hele jaar hoger dan 18 graden.
c. Welke letter hoort er bij deze zone?
De hoofdletter A.

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 4
Gebruik B74 (Grenzen tussen de Köppenklimaten). Elke klimaatzone heeft zijn eigen plantengroei.
a. Welke boom is een belangrijk kenmerk voor de tropische zone?
b. Hoe heet de grens tussen het C-klimaat en het D-klimaat?
c. Welke klimaatzone kom je tegen als je voorbij de boomgrens gaat?

Slide 25 - Diapositive

Opdracht 4 - Antwoorden
a. Welke boom is een belangrijk kenmerk voor de tropische zone?
De kokospalm.
b. Hoe heet de grens tussen het C-klimaat en het D-klimaat?
De loofboomgrens.
c. Welke klimaatzone kom je tegen als je voorbij de boomgrens gaat?
De koude klimaatzone.

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 5
Bekijk de foto hieronder.
a. Welke letter hoort er bij het klimaat in dit gebied?
b. Leg uit waaraan je dat kan zien.
c. Waar of niet waar: het gebied op deze foto ligt voorbij de boomgrens.

Slide 27 - Diapositive

Opdracht 5 - Antwoorden
a. Welke letter hoort er bij het klimaat in dit gebied?
De letter E (koud klimaat)
b. Leg uit waaraan je dat kan zien.
Er groeien hier geen bomen omdat het zo koud is.
c. Waar of niet waar: het gebied op deze foto ligt voorbij de boomgrens.
Waar (want je ziet dus geen bomen).

Slide 28 - Diapositive